De Antroposofische Vereniging in Nederland dient opnieuw
opgericht te worden
Noot vooraf: In het mei-nummer van het
maandblad Motief zal een door de
redactie ingekorte versie van deze open brief verschijnen, die onderaan te
lezen is, en die, ter viering van de geboortedag in 1861 van Rudolf Steiner, cq. dag dat hij gedoopt werd, aan (bestuurs)leden,
oud-leden en vrienden van de Antroposofische Vereniging in Nederland gemaild
werd. Daarin heb ik voor de tweede keer mijn kandidatuur voor het
voorzitterschap aangekondigd (de eerste keer vond plaats in 2012). Volgens
Rudolf Steiner dient men om de geboortedag van een persoon te vieren vooral te
kijken naar de intenties en impulsen waarmee hij op Aarde is gekomen, en om
zijn sterfdag te herdenken te kijken wat er van die voornemens zoal wel of niet
verwezenlijkt is. Beide zal men zowel in deze beschouwing vinden alsook het
vervolg daarop van 8 april onder de titel “Voorstel aan de Algemene
Ledenvergadering van de AViN op 7 juni as. om Robert Jan Kelder als nieuwe
voorzitter te kiezen”. Dit voorstel luidt ”De Algemene Ledenvergadering als
hoogste orgaan van de Antroposofische Vereniging in Nederland, bijeengekomen in
Driebergen op 7 juni, wordt verzocht de heer Robert Jan Kelder op grond van
zijn ‘verkiezingsprogramma’ De
Antroposofische Vereniging als lichamelijkheid van het
nieuwe christendom en zijn bewezen diensten aan de
antroposofie als haar nieuwe voorzitter te benoemen. De nadere motivatie is te
lezen op de blog “Het
Nieuwe Voorzitterschap”, waar ook dit en alle vorige artikelen i.v.m. mijn
pogingen om de Vereniging weer op de rails te krijgen in te zien zijn.
Mag ik s.v.p. om uw steun vragen, zo niet erop rekenen?
Opbouwende kritiek is ook, zoals altijd, welkom.
Amsterdam, 27 februari 2014 – Adequaat te reageren op de laatste ontwikkelingen in de Vereniging, zoals
het aftreden van Auke van der Mey als secretaris van het bestuur en coördinator
van de Algemene Sectie van de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschappen, het
aftreden van Albert Hollander als coördinator van de Sociale Sectie van deze
Hogeschool en diens hele coördinatiegroep en de brief van de voorzitter Kees
Lam in de laatste aflevering van Motief over de ontstane crisis in de
Vereniging, daartoe was ik niet in staat vanwege een langdurige griep en een
daarbij opgelopen trombosebeen. Wel heb ik in die tijd veel kunnen nalezen en
nadenken over de oorzaken van deze treurige afgang van zaken en hoe het nu
verder zou kunnen gaan. Hierover zou ik graag een verslag van willen geven
onder verwijzing naar een aantal nieuwsbrieven, artikelen en geschriften die ik
in de laatste 20 jaar in het kader van het Willehalm Instituut heb aangeboden,
na eerder 13 jaar in Dornach en Arlesheim in Zwitserland gestudeerd en gewerkt
te hebben. Deze stukken kunnen voor welwillende lezers met de nodige tijd
op handen datgene verder onderbouwen wat ik hier in 't kort maar krachtig wil
aanduiden.
I. De oorzaak van de huidige
crisissituatie
Deze oorzaak ligt
m.i. in het feit dat vanaf de oprichting van de AViN op 18 november 1923 (met
alle respect) geen enkel bestuurslid noch andere leidinggevende
persoonlijkheden of antroposofische schrijvers hier te lande het door Rudolf
Steiner in het leven geroepen en door Herbert Witzenmann verder ontwikkelde
nieuwe beschavingsprincipe, de sociale organica, werkelijk heeft begrepen, laat
staan toegepast in de vormgeving van de Vereniging of in de werkgebieden. Dit
geldt overigens ook voor de “Werkgemeenschap voor maatschappelijke (voorheen
sociale) driegeleding”, waarvan de leden van het secretariaat een voorstel
hebben ingediend om de gemeenschap op een ledenvergadering op 4 mei op te
heffen.
Maar neemt u het
mij s.v.p. niet kwalijk dat ik vraag: Hoe vaak heb ik niet sinds 1990 met het
organiseren van de Michaëlwerkconferentie “Anthroposofie
en de kunst van de sociale vernieuwing” in Den Bosch in en buiten de Sociale
Sectie door het vertalen, uitgeven en presenteren van de sociaal-organische
studies van Herbert Witzenmann erop gewezen dat de uitspraak van Rudolf Steiner
tijdens de Kerstbijeenkomst van 1923, dat de enige taak van het
bestuur besloten ligt in het realiseren van de alomvattende vrijheidsstatuten
(later principes genoemd) en dat die taak dus nu serieus en concreet kan worden
genomen?! Immers, Rudolf Steiner schreef als eerste zin in het
bericht op 13 januari 1924 in het Mededelingsblad
over deze Kerstbijeenkomst dat de bedoeling van deze bijeenkomst was geweest
“om de Antroposofische Vereniging een vorm te geven zoals die de
Antroposofische beweging nodig heeft om verzorgd te worden.” Een met deze vorm
bedoeld hij de statuten, die natuurlijk “geen abstracte richtlijnen of
statuten” kunnen zijn. Vanaf die tijd zou eigenlijk dat gedaan hadden moeten
worden wat Max Stibbe in zijn bericht over de
oprichting van de AViN over de aanwijzing van Rudolf Steiner heeft geschreven:
“Steiner was van mening dat onze statuten in overeenstemming moesten zijn met
de statuten van de ‘Internationale Antroposofische Vereniging’, die met
Kerstmis in Dornach nieuw opgericht zou worden. Zo drukte hij zich nog vijf
weken voor de Kerstconferentie uit. Maar niemand wist hoe de statuten of
beginselen er uit zouden zien.” (zie “Rudolf Steiner in Nederland”, blz. 214)
Maar er werd door
het bestuur sinds die tijd en ook in de Sociale Sectie nauwelijks aandacht
hieraan besteed; wat er nu daarover in de statuten staat is geheel onvoldoende
en doet geen recht aan de geest en letter van de Kerstbijeenkomst (meer
hierover in de nieuwsbrief "Werken
aan de ziel van de Antroposofische Vereniging"). Wel ging men de laatste
tijd gestaag door met het organiseren van bijeenkomsten over de
Kerstbijeenkomst", waar op zich natuurlijk niets mis mee is, maar
waar de nadruk alleen werd gelegd op de Grondsteenspreuken, en waar de
spirituele en sociale betekenis van de statuten als de grondslag voor een nieuw
beschavingsprincipe, dat als eerste de Antroposofische Vereniging zelf dient
uit te dragen, telkens weer geheel buiten beschouwing werd gelaten...
Zo ook bv. tijdens
de laatste van vier bijeenkomsten in Antropia op 9
november 2013 over de Christologische grondslagen van de Kerstbijeenkomst waar
ik een speciale editie van het WillehalmInstituut
Nieuws heb
gepresenteerd om deze lacune aan te vullen, nadat al eerder deze aanvullingen
aan de organisatoren werd gestuurd, zonder enig merkbaar resultaat. Aan het
einde van die bijeenkomst tijdens een forumgesprek mochten eerst alle
deelnemers die vragen wilde stellen aan de beurt komen en pas daarna degenen,
zoals ik, die een opmerking wilden maken, waarbij ik bovendien door de
gespreksleider geïnterrumpeerd werd en mijn verhaal niet kon
afmaken. Van een echt gesprek was geen sprake en al helemaal niet toen de gespreksleider
voorstelde om het over het thema “Het nieuwe inwijdingsprincipe” te hebben:
niemand wist daar iets zinnig over te zeggen.
Ook op de twee
laatste bijeenkomsten van de Sociale Sectie op 8 juni en 5 oktober 2013 (zie hier een bericht daarover) heb ik weer mondeling, en ook
schriftelijk onder de titel “Werken
aan de ziel van de Antroposofische Vereniging”, tevergeefs pogingen gedaan
om o.m. aan te tonen dat de statuten van de AViN op minstens vier plaatsen in
strijd zijn met de statuten van de Kerstbijeenkomst, dus met de vorm die de
Antroposofische beweging behoeft om verzorgd te worden.
Deze weinige
voorbeelden moge voldoen om aan te tonen dat door de gebrekkige lichamelijkheid
de Antroposofische beweging ter ziele is gegaan of
zal gaan als er niet een genezende, vernieuwende impuls wordt aangebracht. Dit
brengt mij tot de volgende aanbeveling.
II. De oplossing van de crisis
Natuurlijk zullen sommigen geneigd zijn te zeggen, wat ik
al ook eerder heb gehoord: “Hoe kunnen nieuwe statuten ons nu nou verder
brengen. Het gaat toch om de gezindheid, om de geest!?” Ja, inderdaad de AViN
opnieuw oprichten in de ware geest van de Kerstbijeenkomst kan natuurlijk
alleen als de laatste stap in een geleidelijk proces van gezamenlijke bezinning
op de aard van het nieuwe beschavingsprincipe en hoe dit levende principe
aangepast kan worden aan de huidige situatie. Daar ligt een taak weggelegd voor
vooral de Sociale Sectie. Maar er dient dus wel een begin mee gemaakt worden om
het sterk naar eenzijdige veruiterlijking en vermaatschappelijking
tillende verenigingsschip enigszins stabiel te krijgen en een goede
koers uit te stippelen.
Om dit doel te
bereiken, ben ik bereid mij verder in te zetten, maar dan dit keer alleen als
leidend lid van het bestuur, zo niet dan als vicevoorzitter als Kees Lam nog
een jaar wil aanblijven. Waartoe ik niet bereid ben, is om voor de zoveelste
keer weer op vrijblijvende manier suggesties ter verbeteringen naar voren te
proberen brengen zonder enige praktische consequenties. Het is, wat mij
betreft, nu of nooit!
Verder hangt de
tijd en energie voor mijn inzet af van enkele andere projecten, zoals om in het
monumentale landhuis Elswout in Overveen,
dat momentaan gerenoveerd wordt, met zijn daarom gelegen fraaie Engelse tuin
van 85 hectaren, een Willehalm Ridderorde Museum als Huis van de Twaalf Deugden
met gelijknamige exposities in te richten op basis van het boek “Willem van
Oranje, Parzival en de Graal - Wolfram von
Eschenbach als historicus” van Werner Greub” en de schilderijen van Jan de
Kok als illustraties voor het boek “De Deugden -
Jaargetijden van de ziel” van Herbert Witzenmann, met een uitzicht op de
Graalimpuls van de 21ste eeuw: de omvorming van de wereldeconomie gebaseerd op de
cursus Wereldeconomie van Rudolf Steiner en de daarop gebaseerde
sociaal-organische studies van Herbert Witzenmann, zoals "De
rechtvaardige prijs - Wereldeconomie als sociale organica", waarover
ik volgende week van de makelaar en Monumentenzorg meer uitsluitsel zal
ervaren.[1]
Tevens overweeg ik
of het de moeite waard en zinvol is om bij de Werkgemeenschap voor Sociale
Driegeleding een voorstel in te dienen om ook haar opnieuw op te richten en op
een sociaal-organische grondslag te stellen.
Mochten er vragen
zijn om het een of ander toe te lichten, ben ik gaarne bereid dit schriftelijk
of ook mondeling te doen. Afhankelijk van de reacties op dit bericht, zal ik
mijn verdere stappen bepalen. Ik wacht af.
Met vriendelijke
groeten,
Robert Jan Kelder
Lid van de
Antroposofische Vereniging sinds 1974 en van de Vrije Hogeschool sinds 1978
* * *
Hier volgt de samenvatting die
in het mei-nummer van Motief zal, cq is verschenen. Wat
opvalt is dit in de inleiding er wel sprake is van “stapels nieuwsbrieven en
artikelen”, maar niet van meer dan de dozijn boeken van o.m. Herbert Witzenmann
en Werner Greub, die ik als oprichter en directeur van de Stichting Uitgeverij
Willehalm Instituut in de laatste 20 jaar vertaald, ingeleid, becommentarieerd,
uitgegeven, bevorderd en gepresenteerd heb, daarbij een taak overgenomen, die
eigenlijk de AViN en de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschappen dienden uit
te voeren, d.w.z. het uitgeven en bevorderen van het aan het Goetheanum in
Dornach verrichtte geesteswetenschappelijk onderzoek. Van deze werken, waarvan
er enkele onderaan genoemd worden, moet de eerste serieuze bespreking in Motief
nog verschijnen.
Robert Jan Kelder is voor leden van de AViN geen onbekende. Lange tijd
studeerde en werkte hij in Dornach en Arlesheim en binnen het kader van het
Willehalm Instituut produceerde hij stapels nieuwsbrieven en artikelen. Voor de
komende jaarvergadering schreef Kelder zijn visie op de huidige
bestuurscrisis.
De oorzaak van de huidige bestuurscrisis ligt mijns
inziens in het feit dat vanaf de oprichting van de
AViN op 18 november 1923, geen van de bestuursleden noch andere leidinggevende
persoonlijkheden of antroposofische schrijvers hier te lande, het door Rudolf
Steiner in het leven geroepen en door Herbert Witzenmann verder ontwikkelde
nieuwe beschavingsprincipe - de sociale organica - werkelijk hebben begrepen,
laat staan dat ze het hebben toegepast in de vormgeving van de vereniging of in
de werkgebieden.
Hoe vaak heb ik er sinds 1990 met het organiseren van de
Michaëlwerkconferentie ‘Anthroposofie en de kunst van
de sociale vernieuwing’ in 1990 in Den Bosch in en buiten de Sociale Sectie
door het vertalen, uitgeven en presenteren van de sociaal-organische studies
van Herbert Witzenmann niet op gewezen dat de uitspraak van Rudolf Steiner
tijdens de Kerstbijeenkomst van 1923, dat de enige taak van het
bestuur besloten ligt in het realiseren van de alomvattende
vrijheidsstatuten (later principes genoemd), nu serieus en concreet kan worden
genomen?! Immers, Rudolf Steiner schreef als eerste zin in het
bericht op 13 januari 1924 in het Mededelingenblad over deze Kerstbijeenkomst
dat de bedoeling van deze bijeenkomst was geweest ‘om de Antroposofische
Vereniging een vorm te geven zoals die de Antroposofische beweging nodig heeft
om verzorgd te worden.’ En met deze vorm bedoelde hij de statuten, die
natuurlijk ‘geen abstracte richtlijnen of statuten’ kunnen zijn. Vanaf die tijd
had eigenlijk gedaan moeten worden wat Max Stibbe in
zijn bericht over de oprichting van de AViN over de aanwijzing van Rudolf
Steiner heeft geschreven: ‘Steiner was van mening dat onze statuten in
overeenstemming moesten zijn met de statuten van de Internationale Antroposofische Vereniging, die met Kerstmis in
Dornach nieuw opgericht zou worden. Zo drukte hij zich nog vijf weken voor de
Kerstconferentie uit. Maar niemand wist hoe de statuten of beginselen er uit
zouden zien.’ (zie Rudolf Steiner in
Nederland, blz. 214)
Sinds die tijd besteedden bestuur en
Sociale Sectie hieraan nauwelijks serieus aandacht. Wel ging men de
laatste tijd gestaag door met het organiseren van bijeenkomsten over de
Kerstbijeenkomst, waarbij de nadruk alleen werd gelegd op de
Grondsteenspreuken en waarbij de spirituele en sociale betekenis van de
statuten als de grondslag voor een nieuw beschavingsprincipe, dat als eerste de
Antroposofische Vereniging zelf dient uit te dragen, telkens weer geheel buiten
beschouwing werd gelaten.
Oplossing
De AViN opnieuw oprichten in de ware geest van de Kerstbijeenkomst is alleen
mogelijk als laatste stap in een geleidelijk proces van gezamenlijke bezinning
op de aard van het nieuwe beschavingsprincipe en op hoe dit levende principe
aangepast kan worden aan de huidige situatie.
Om dit doel te bereiken, ben ik bereid mij als leidend lid van het bestuur
in te zetten - en als de huidige voorzitter Kees Lam nog een jaar wil
aanblijven, als vicevoorzitter. Waartoe ik niet bereid ben is om voor de
zoveelste keer weer op vrijblijvende manier suggesties ter verbetering naar
voren te brengen zonder enige praktische consequenties. Het is, wat mij
betreft, nu of nooit!
Robert Jan Kelder
Bovenstaande tekst is de door de redactie van Motief ingekorte versie van
de open brief die is te lezen op www.willehalm.nl en op de (besloten) site Netwerk Antroposofie
[1] Uit dit project is niets voortgekomen. Wat wel zich daarna voorgedaan
heeft is de mogelijkheid om onder de titel “Het Nieuwe Christendom” een
reeks zondagsmiddags voorlezingen van de 12 hoofdstukken uit het in vertaling zijnde boek “Antroposofische
beschouwingen over het Oude Testament” van Valentin Tomberg van 6 april tot 29
juni in de Slotkapel te Oud-Zuilen te organiseren, omlijst door een
tentoonstelling van “De Deugden op naar
een Nieuwe Hoffelijkheid”.
[2] Volgende brief heb ik geschreven aan het secretariaat van de
Werkgemeenschap die op het agenda van de jaarvergadering van 4 mei zal worden
geplaatst, maar alleen in behandeling zal worden genomen, indien het voorstel
om toch in de oude gang van zaken verder te gaan met een mogelijk nieuwe bemanning
van het secretariaat afgewezen werd vanwege gebrek aan belangstelling. Overigens
heeft tot nu toe (we schrijven 1 mei 2014) zich niemand gemeld om samen met mij
de Werkgemeenschap als vereniging op sociaalorganische grondslag voort te
zetten.
“Beste vrienden van het secretariaat, Hier mijn reactie waar ik
in mijn brief aan de (bestuurs)leden en vrienden van
de AViN van 27 februari onder de titel “De AViN dient opnieuw opgericht
te worden”
al een beetje op vooruit ben gelopen, en die ook deels de onderbouwing bevat
voor mijn voorstellen voor de toekomst van de Werkgemeenschap.
Welnu, ik ben het eens met de opheffing van de Gemeenschap in haar huidige
vorm, maar niet met de aangegeven redenen daarvoor. Ik denk namelijk niet dat
de huidige zog. sociale media en email etc. de Werkgemeenschap overbodig maken,
omdat er niets boven persoonlijke ontmoetingen en verkeer gaat en bovendien
weet ik niet niet of alle leden op internet (willen
en/of kunnen) verkeren. Maar zoals ik al vaak eerder heb geprobeerd duidelijk
te maken, lijdt de Gemeenschap aan een fundamenteel weefselfout, omdat ze niet
opgericht is volgens de sociale driegeleding, zoals die in de vorm van de
Antroposofische Vereniging als de vierde fase van die beweging door Rudolf
Steiner door de Kerstbijeenkomst 1923 ter heroprichting van de Antroposofische
Vereniging in Dornach is ontwikkeld, en die ik in navolging van Herbert
Witzenmann de sociale organica noem (zie zijn studie “Handvest der menselijkheid”). Dus vanwege het
gebrek aan die nodige vorm, ben ik vóór de opheffing.
Anderzijds ben ik ook inhoudelijk vóór de
opheffing vanwege het droevige feit dat er niet werd gepoogd een consensus te
bereiken over de huidige vorm waarin de sociale driegeleding macro-sociaal
vertegenwoordigd dient te worden. Dat dus er geen gemeenschappelijk bewustzijn
is ontstaan, en ook niet nagestreefd werd daarover, n.a.v. de bekende uitspraak
van Rudolf Steiner in de Cursus Wereldeconomie dat de denkwijze en taal die hij
daar ontwikkeld de nieuwe vorm van de sociale driegeleding is voor de nabije
toekomst. Waarbij ik geargumenteerd heb, onder verwijzing naar de betreffende
studies van Herbert Witzenmann ”De rechtvaardige prijs -
Wereldeconomie als sociale organica” en “Geldordening als
bewustzijnskwestie – Een nieuw financieel stelsel vereist een nieuw
beschavingsprincipe””,
dat dat nieuwe paradigma nog steeds en zelfs vandaag de dag in sterkere mate
geldt, omdat de economische krachten, die mede verantwoordelijk waren voor het
uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, sinds 1922 alleen nog maar sterker
en alles overheersender zijn geworden. Verder dan een eenmalig debatje
tussen Jac en mij kwamen we niet, waarna gezegd of
besloten werd dat ieder maar op zijn eigen houtje, als het ware, zalig moest
zien te worden.
Maar dit zijn mijn voorstellen: Als er twee
leden naar voren komen die met mij de Werkgemeenschap voor sociale (dus niet
maatschappelijke) driegeleding op sociaal-organische basis willen omvormen naar
een dynamische vereniging gemodelleerd op de oorspronkelijke sociaal-organische
constitutie, de statuten (later ook principes genoemd) van de de Antroposofische Vereniging (zie daarover “Handvest der
menselijkheid” en “Vormgeven of beheren – Rudolf
Steiners sociale organica/ Een nieuw beschavingsprincipe”, dan ben ik bereid als
voorzitter naast hen als penningmeester en secretaris het voortouw te nemen.
Mocht dit reddingsplan aangenomen worden, dan nemen we alles over, inclusief de
adressenlijst, archief, website en de beschikbare fondsen.
Mocht
dit niet lukken, dan doe ik als directeur van de Stichting Uitgeverij Willehalm
Instituut een beroep op de beschikbare fondsen om ten eerste de derde
sociaal-organische studie van Herbert Witzenmann “Een nieuwe economische orde –
Rudolf Steiners sociale organica” die reeds vertaald is maar waarvan de
inleiding nog niet af is, uit te geven, te presenteren en te verspreiden. Hierover
heb ik reeds herhaaldelijk sinds verleden jaar met Oebele
gesproken, zonder antwoord te hebben gekregen. En ten tweede om eindelijke de
nieuwe vertaling van de cursus “Wereldeconomie” van Rudolf Steiner uit te geven
als Rob Hesper daarmee niet doorgaat, iets wat hij te
kennen heeft gegeven. Eventueel, als daar geen andere oplossing wordt gevonden,
neemt de Willehalm Stichting ook het adressenlijst en archief in bewaring.
Graag de nodige spreektijd op de bijeenkomst om dit uit verder te leggen en mogelijke
vragen te beantwoorden.
Met vriendelijke groet,
Robert Jan Kelder”
[3] Tot nu toe heeft Bernard Asselbergs zijn steun voor mijn kandidatuur
betuigd. Oud-lid Leo van Egeraat meende dat ik wel meer dan voldoende kennis in
huis had, maar onvoldoende bestuurservaring bezit. Volgens hem moet men wel van
zeer goede huize komen om de Vereniging nog te kunnen redden, iets wat hij
eigenlijk voor onmogelijk houdt. Daarop heb ik geantwoord dat ik enige ervaring
als voorzitter, secretaris en penningmeester van de eenmansstichting Willehalm
opgedaan heb, maar dat het bestuurslidmaatschap vooral inhoudt om adviseur van
de Vereniging te zijn. M.i. heeft het Verenigingschip vooral daaraan behoefte
om niet verder op de klippen te lopen.