Willehalm Instituut Nieuws

Voor leden van de Anthroposofische Vereniging

en allen die met haar lot meeleven 

 

Nr. 7 / 6 januari 1998                                ISSN: 1385-3619                              Richtprijs ƒ2.50

 

Speciale editie i.v.m. de oproepen voor een buitengewone Ledenvergadering inzake de geplande presentatie van het Ted van Baarda rapport, de onthulling van het bouwproject van de Fjodor Stichting en de vernieuwde doelstellingen van het Willehalm Instituut.

 


De in het Willehalm Instituut Nieuws (WIN) nr. 6 van 21 december gepubliceerde oproep van Robert Jan Kelder voor een buitengewone Ledenvergadering “om een op de ‘principes’ gebaseerd mediabeleid te bepalen inzake de (op 4 februari) geplande presentatie  van het rapport “Anthroposofie en het vraagstuk van de rassen” heeft tot dusver nog niet de 25 benodigde handtekeningen gehaald. Nu zou men wellicht kunnen zeggen, tja jammer voor Kelder & Co., maar op zich niet erg,  want er is immers het verheugende feit dat een door John Hogervorst en Liesbeth Takken geformuleerde en verspreide oproep aan het bestuur met het verzoek om op 31 januari een motie in stemming te brengen door zo’n 100 leden - volgens welingelichte kringen vooral afkomstig uit het ‘broeinest’ Den Haag  - ondertekend is. Deze motie is, zo zou men verder kunnen menen, veel meer “to the point” dan die van Kelder, doet niet moeilijk, heeft geen ellenlange zinnen en onnodige voetnoten. Kort om alles zit nu wel snor. Maar is dit wel zo? Laat ons een klein vergelijkend fenomenologisch onderzoekje verrichten naar de deugdelijkheid van de twee voorliggende moties en de daaraan ten grondslag  liggende motivaties. Immers, alleen dan kan men dergelijke voornemens begrijpen, beoordelen en zo nodig bevorderen, dan wel afwijzen.

Welnu, wat ze gemeenschappelijk delen is dat beide het bestuur willen opdragen af te zien van de voorgenomen presentatie van het rapport van de Commissie van Baarda. Maar bezint men zich enigszins op beider onderbouwing, dan moet vastgesteld worden dat de motie Hogervorst & Takken  niet alleen zich zelf tegenspreekt, maar tevens niet werkelijk voortvloeit uit een immanent kritisch begrip van de Anthroposofische Vereniging als een (onvoltooid) sociaal-organisch kunstwerk van Rudolf Steiner en bovendien niet juridisch te verdedigen is. De enige consequente houding t.o.v. deze motie is, daar ze slechts uiterlijk hetzelfde wil als de andere motie, die van onthouding. Maar daarmee wordt de noodzaak om ook de motie Kelder in stemming te brengen des te dringender. Deze beweringen zullen in wat volgt nader onderbouwd worden. Daarmee zal hopelijk ook duidelijker worden wat eigenlijk de rode draad is, die de aanbevelingen van de onderzoekscommissie Van Baarda verbindt met zowel het bouwproject van de Fjodor Stichting, dat vandaag, Driekoningen, in de Iona Stichting te Amsterdam door initiatiefnemer Nicolaas de Jong gepresenteerd zal worden, alsmede de vernieuwde doelstellingen van het Willehalm Instituut. Deze rode draad is namelijk de idee van een Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap. Aangetoond zal worden, dat velen die, uit respect voor Rudolf Steiner, terugschrikken van deze woorden en degene die ze in zijn mond neemt bij voorbaat als Luciferische waaghals etc. bestempelen, in werkelijkheid zèlf met een beginnende hogeschoolactiviteit bezig zijn zonder het echter te beseffen. Want volgens Rudolf Steiner begint geesteswetenschappelijk onderzoek al daar waar men door eigen kenvermogen verbanden binnen zijn werk legt die voorheen nog niet daar waren. Dit geldt ook bij het stellen van moties. Terug naar af.

 

De motie Hogervorst & Takken

De ondergetekenden van deze motie huldigen een bepaald inhoudelijk standpunt (wát overigens een niet-inhoudelijk standpunt is, mag Joost weten). Ze huldigen namelijk het principiële standpunt “dat inhoudelijke standpunten die worden ingenomen namens de Anthroposofische Vereniging in Nederland in tegenspraak zijn met hetgeen Rudolf Steiner voorstond en met hetgeen  daaruit voortvloeiend binnen de AViN centraal zou moeten staan.” Desondanks wil de motie dat de Algemene Ledenvergadering van de Anthroposofische Vereniging, waarvan zojuist gezegd is dat namens deze geen inhoudelijke standpunten mogen, of sterker nog, kunnen worden ingenomen, dit bepaald inhoudelijk standpunt, als het ware bij wijze van eenmalige uitzondering, vast dient te stellen.  Men ziet, deze motie die uitgaat van de anarchistische, op zich juiste vaststelling “dat het een individuele zaak is hoe men zich tot de anthroposofie verhoudt”, maar vervolgens zich klem zet door de mogelijkheid af te wijzen dat als een toekomstige Pinkstergemeenschap van een gemeenschappelijk bewustzijn de Anthroposofische Vereniging zelf als een individualiteit zich kan uiten, heft zichzelf op. Volgens deze motie is dus de Vereniging slechts een hoeveelheid ‘ikken’ die allen hun eigen meningen en standpunten kunnen ventileren, maar die als een handelend persoon in de buitenwereld niet kan en mag optreden. Een zelfbeeld dat overigens veel weg heeft van de dobberende Werkgemeenschap voor Driegeleding, waarvan sommige leden tot voor kort trots betoonden dat ze door doel noch bestuur gehandicapt worden, weer anderen zich oprecht en wanhopig beklagen dat de Werkgemeenschap zo bar weinig in de boze wereld bewerkstelligt.[1]

                Nu is reeds door een ouder actief Haags lid ingebracht, dat dit wel erg scherp gedacht is. Goed, verlaten we dan deze ijzige filosofische hoogte en bekijken het van een warmer anthroposofisch gezichtspunt. Volgens “de vorm die de Anthroposofische Vereniging behoeft om de anthroposofische beweging te verzorgen” (Rudolf Steiner, 13 januari 1924), namelijk de ‘principes’ (statuten der 1923 heropgerichte Anthroposofische Vereniging) kende Rudolf Steiner de leden o.m. het onbegrensde, vrije intitiatiefrecht toe. Het recht om moties te stellen, voorstellen te doen was namelijk niet beperkt, zoals sinds 1975 in de Algemene Anthroposofische Vereniging het geval, tot rechtszaken, om maar van de Anthroposofische Vereniging in Nederland te zwijgen, maar gold als algemeen.[2] Dit zou een lege huls geweest zijn, als daar niet mee verbonden was de gedachte dat in principe de Vereniging een dergelijke motie op alle gebieden van haar bestaan als geesteswetenschapplijke kennisvereniging zou kunnen aannemen als motief voor haar handelen naar buiten. Zodoende wordt de Motie als motief  verbonden met de Vereniging als drijfveer door besluit van de Algemene Ledenvergadering. Daarmee is de jaarvergadering, resp. de Algemene Ledenvergadering als orgaan van het midden, het hoogste orgaan.

                Deze motie heft niet alleen zichzelf op, maar tevens de Algemene Ledenvergadering als bemiddelaar tussen motie en drijfveer, want ze verzwakt, ja verlamt de Algemene Ledenvergadering in haar potentiële vaardigheid namens de Vereniging besluiten te nemen. Ook het concept van een initiatiefbestuur wordt overboord gezet. Daarmee wordt dan uiteindelijk de Vereniging zelf vernederd tot een in de zin van haar ideaal wezensloos bestaan. De motie ontbreekt het dus aan zelfbewustzijn, bewustzijn van zichzelf, en daardoor ontleedt ze de Verenging van haar ware identiteit. Waarlijk  geen gunstig perspectief om het jaar 1998, het jaar van de grote Ik-vernietiger op alle fronten, de zonnedemon, Sorath tegemoet te gaan!

                Daarbij schijnt helemaal niet van de reeds genoemde Hogeschool sprake te zijn geweest. Wel geachte  lezer, als u mij tot zover heeft kunnen volgen, wil ik u aannemelijk maken dat u zich op de baan van een anthroposofische Hogeschoolactiviteit heeft begeven. Want wat anders is er gedaan, dan nieuwe verbindingen leggen in en uit het werk van Rudolf Steiner en ze inspelen op actuele gebeurtenissen. Dit doet, of heeft gedaan op zijn manier de Commissie Ted van Baarda met behulp van een slordige ton van de Anthroposofische Vereniging als financiële drijfveer. Dit onderzoek is op zich Hogeschoolwerk en als de Commissie het nog niet wist, of als ze niet met die instelling begonnen is, dan kan ze dat altijd vanaf nu doen, zoals voorgesteld wordt in de motie Kelder die in dit blad voor slechts een knaak te koop is.

 

De motie Kelder

Zwijgt de motie Hogervorst & Takken hierover volledig, de motie Kelder wil juist aan de hand van een concrete aanleiding, de commissie de idee van een Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap voorspiegelen als begrip voor datgene waarmee ze in feite bezig is, en als zodanig de Hogeschool als de innerlijke kern van de Vereniging een gezicht in de buitenwereld verlenen, ja haar tot een nieuwe gedaante als een feniks uit de as doen herrijzen. Het is tevens een poging om het zg. constitutievraagstuk naar de ware beeldvorming, stijl en identiteit van de Anthroposofische Vereniging verder in ‘t leven te roepen door concrete gebeurtenissen met de juiste begrippen te verwerkelijken in de zin van een uitspraak van Herbert Witzenmann: “De observerende meditatie van het ontstaan van de werkelijkheid in het kennen, is de muzikale zelfinwijding in de alom heersende werkzaamheid van de geest.”[3]

Door deze aanbevelingen van de Algemene Ledenvergadering aan te nemen, zouden de Commissie en het Bestuur naar buiten toe te kennen geven, dat voortaan met het werk van Rudolf Steiner, met name alle esoterische en vakkundige voordrachten op een geestwetenschappelijk verantwoorde manier omgegaan zal en dient te worden in de zin van het middelstuk van de ‘principes’: de zg. Aantekening van de Hogeschool en dat tevens er naar gewerkt zal worden om voortaan deze aantekening als morele beschermingsparagraaf weer in de betreffende werken af te drukken. De Algemene Ledenvergadering kan overigens hier slechts van aanbevelingen spreken, omdat ze buiten haar  eigen bereik, namelijk die van de Hogeschool en die van haar vertegenwoordiging, alleen maar die vorm kan gebruiken. Wat ze als kennis- en vrijheidsvereniging niet kan, is enerlei vorm van dwang uitoefenen. Wat ze het Bestuur, als bestuur van de Anthroposofische Vereniging, wel kan is het in dit concreet geval de opdracht geven niet namens de Vereniging te spreken, alvorens het daartoe door een besluit van Algemene Ledenvergadering gewaarborgd, gemandateerd  is.

Hopelijk ziet men dat zo wél leven in de brouwerij kan worden gebracht. De Algemene Ledenvergadering dient een feest van herkenning te zijn, olympische spelen van de geest. Doch blijft dit slechts theorie, als niet de benodigde handtekeningen onder deze motie worden gezet. Hier gaat het niet alleen om gelijk te hebben, zoals al zo vaak de schrijver dezes van vrienden te horen heeft gekregen, maar om gelijk te krijgen. Dus beste leden, indien u nog niet een handtekening hebt gegeven, klim in uw pen, onderteken deze motie (zie blz. 6) en stuur deze zo snel mogelijk hierheen.          Zaterdag de 10e is absoluut de deadline!

 

Het bouwproject van de Fjodor Stichting

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Sinds begin december 1997 zijn voor het eerst zo’n 100 brochures van de FJODOR Stichting naar naaste vrienden en bekenden uitgegaan met een uitnodiging om de presentatie van haar sociaal-organisch bouwproject bij te wonen in het IONA gebouw Herengracht 276 vanaf 19.15 uur en wel als de Driekoningenstart van de tweewekelijkse Dynamische Dinsdagen onder de aanvoering van  Esrah Bakker. Tevens is deze presentatie door schrijver bekend gemaakt binnen de Kring voor Anthroposofie en zijn er uitnodigingen verstrekt binnen de voorbereidingsgroep van deze Kring. Zo stond in Kringnieuws nr. 8 van december, het moeizaam zich naar boven worstelende orgaan van deze vorig jaar naar buiten getreden Kring en dit keer weer verzorgd door Marjan van den Munckhof uit Nijmegen, op blz. 3 onder het thema ontwikkelingen in het anthroposofische veld o.m. te lezen: “Fjodor (RJK): Rondom de kunstenaar Nicolaas de Jong. Doel is hogeschoolwerk, te verwezenlijken in een speciaal vormgegeven gebouw.“ Nog voordat exacte plannen bekend gemaakt zijn, vielen reeds de zowel positieve en/als negatieve reacties binnen, die zoals reeds vermeld in WIN-6,  het gebouw luciferisch vonden, omdat het zo puntig was, te anthroposofisch vonden omdat het zo sterk aan het eerste Goetheanum herinnerde, de brochure bevreemdend vonden, temeer sinds daarin de toch zo enigszins respectabele namen Geuljans en Kelder stonden, er verder New-Age in zagen, etc. 

 

Wie is Nicolaas de Jong?

Nicolaas die dit voorjaar 42 wordt, leerde ik rond 1990 op een jaarvergadering van de Anthroposofische Vereniging in Nederland kennen nadat ik daar over het graalonderzoek van het Willehalm Instituut gesproken had. Hij woonde toen nog met zijn vrouw Abbe en drie (nu vier) kinderen niet ver hier vandaan op de Vrijheidslaan nabij de Berlage brug over de Amstel. We hadden o.m. gemeen dat we beide op verschillende deuren van de Vereniging geklopt hadden, maar dat er nauwelijks of nooit open werd gedaan, laat staan werkelijk geluisterd. (Dit had als gevolg bij hem dat hij verleden jaar zijn lidmaatschap opgaf en geheel zijn eigen weg ging.) Langzaam ontstond een vriendschappelijke samenwerking. Ik zong mee in een groepje dat een door hem gecomponeerde horoscoop ten gehoor bracht en in 1993 gaf Nicolaas een seminaar in het kader van Beschaving en bescherming, een door het Willehalm Instituut georganiseerde studiebijeenkomst in de zaal van de Iona Stichting ter herinnering aan de heroprichting van de  Anthroposofische Vereniging in 1923 in Dornach. Hij verstond zijn bijdrage als een muzikale, klankfenomenologische  en schreef daarvoor een tekst met de titel Opzet voor belevingen van het wezen Anthroposofia in het kader van het kweken van een Hogeschoolbewustzijn.

Daarmee zijn we bij de eerder genoemde rode draad beland, die van de Hogeschool. In Karmische Astrosofie – Een praktisch-beleefbare methode in beeld, muziek en plastiek, een van zijn laatste boeken, die hij zelf gebonden en onder de pennaam Nicolaas Marius als Rune-uitgave in 1996 te Bergen[4] heeft gepubliceerd, wordt dit Hogeschoolmotief verder uitgewerkt en wordt zelfs de ‘bewustzijnssprong’ van de eerste naar de tweede en derde klas gewaagd. Dit ziet Marius als de beweging van het ‘ken uzelf’ via het ‘ken de ander’ naar het ‘ken u in en met de wereld’. Daarmee wordt bewust aangesloten bij het werk van Elizabeth Vreede, bestuurslid van de Anthroposofische Vereniging en de eerste leidster van de astronomisch-wiskundige afdeling van het Goetheanum, die echter door de splijting in de Vereniging in 1935 “er niet aan toegekomen is om de astrologie op vernieuwende wijze uit te werken – in elk geval is daarvan niets nagelaten. Wel zijn er na haar meerdere pogingen geweest om de astrologie op geesteswetenschappelijke leest te vernieuwen, maar altijd om fragmenten die niet op waarachtig inzicht zijn gestoeld. Zeker op het gebied van de beleving van de sterrenwerkingen is weinig ontwikkeld – dus daar waar het om inhouden vanuit het tweede en derde klassenbewustzijn gaat.” Marius eindigt zijn op 27 februari 1996 geschreven inleiding op dit boek als volgt: “Om deze leemte op te vullen en wel een aanzet tot een vernieuwde astrologie op geesteswetenschappelijk en christelijk-invoelende leest te geven, is het onderhavige werk bedoeld. – Daarbij hoop ik de oprechte inleefkracht van de lezer aan te kunnen spreken, en daarmee op zijn oordeelvermogen, daar sinds het uithollen van de impuls van de nieuwe mysteriën de laatste decennia zelfs  de beschermende clausule ‘gedrukt als manuscript van de eerste, tweede en/of derde klasse’[5] is verdwenen uit de daartoe geëigende schriften, samen met de hartewarmte waarna ieder snakt om de aarde en de geest weer te kunnen verenigen.”  Over dit boek in zijn geheel dienen uiteindelijk lieden te oordelen die de astrosofische voorkennis hebben om tot een gegrond oordeel te komen, net zo overigens in het geval van het bouwproject waar de anthroposofische architecten het laatste woord hebben. Het ging mij hier om een eerste verwijzing en kennismaking 

Naast een aantal theoretische werken over kosmobiologie, en muziekinstrumenten ‘naar persoonlijke snit’ heeft  Nicolaas ook een aantal muziektheaterspelen op zijn naam staan, waaronder Sterrewegen – Een hedendaagse Graalsvertelling en Door de Poort – Een zoektocht naar Christus tegen wil en dank. Als het allerlaatste en wel meest indrukwekkende werk komt nu Nicolaas naar voren aan de hand van een maquette met het Fjodor bouwproject, dat als het ware een schouwplaats moet worden voor het opvoeren van de reeds geschreven en nog te schrijven stukken, ja een hernieuwde aanzet is tot een voortzetting van de door Rudolf Steiner geïnaugureerde heroprichting van de in de oudheid verloren en decadent geraakte mysteriecultuur.

Daar onze samenwerking zich verder heeft geconsolideerd in die zin dat ik op Nicolaas’ verzoek secretaris van de Fjodor Stichting ben geworden, roept dat de vraag op in hoeverre een samenwerking met het Willehalm Instituut er op institutionele grondslag uit zou kunnen zien. Hiertoe nog de volgende overwegingen vanuit de gesponnen rode draad.

 

Doelstellingen van het Willehalm Instituut

Het oorspronkelijk als Eremos Institut für Gralsforschung in 1985 te Arlesheim, Zwitserland opgerichte instituut, wijzigde in 1991 te Amsterdam, waar het intussen was neergestreken,  zijn naam in Willehalm, de titel en hoofdfiguur uit het epos van Wolfram von Eschenbach. In een op Driekoningen 1991 gedateerde mededeling werden de toenmalige doelstellingen bekend gemaakt, die in het dat jaar verschenen tijdschrift Schouwplaats na te lezen zijn:

1.        Onderzoek te verrichten en te stimuleren naar de Willehalm-impuls in de geschiedenis van het christelijke avondland door de eeuwen heen en naar zijn spirituele betekenis voor het huidige tijdsgewricht;

2.        Het bestuderen, bevorderen, vertalen, uitgeven en voortzetten van het werk van Werner Greub, Herbert Witzenmann en geestverwanten door middel van studie- en werkgroepen, studiereizen, lezingen, publicaties etc.;

3.        Het oprichten van een Willehalm Genootschap op de grondslag van de door Rudolf Steiner aan de Algemene Anthroposofische Vereniging toevertrouwde ‘principes’, die immers een oerbeeld zijn voor elke kennis-, leef- en werkgemeenschap die op het bewustzijnsniveau van de huidige tijd wil staan, alsook het bouwen en inrichten van een passende behuizing (Huize Willehalm) daarvoor.

Wat er van die doelstellingen verwezenlijkt is, geeft het overzicht op blz. 5. Waar het hier om gaat is enkele aanvullingen op de doelstellingen bekend te maken. Deze betreffen ten eerste de volledige naam van het Instituut, namelijk Willehalm Instituut voor Anthroposofie als Graalonderzoek, Koninklijke Kunst en Sociale Organica. Ten tweede een wijziging van de tweede doelstelling, die nu als volgt luidt:

2. Het bestuderen, vertalen, bevorderen, beschermen en trachten verder te ontwikkelen van het werk van Rudolf Steiner,  met name zijn onvoltooid sociaal-organisch kunstwerk bekend als de Anthroposofische Vereniging en de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap, alsmede het werk van zijn leerlingen en geestverwanten zoals Werner Greub, Herbert Witzenmann en Nicolaas de Jong.  Verder komt  er onder 2a het volgende:

2a. Organen van het Instituut zijn:

A - het tijdschrift Schouwplaats (ISSN 0926-258X) waarvan tot dusver slechts een nummer in 1991 is verschenen. Dit orgaan zal als een soort jaarboek een keer per jaar uitkomen;

B – de nieuwsbrief Willehalm Instituut Nieuws (WIN), voor leden van de Anthroposofische Vereniging en allen die met haar lot meeleven (ISSN 1385-3619). Deze nieuwsbrief verschijnt wanneer daartoe aanleiding is.

Het Willehalm Instituut is tot dusver een vrij initiatief op het gebied van het geestesleven geweest, d.w.z. geen juridische persoon.  Te onderzoeken is of het in de toekomst als een onderdeel van de Fjodor Stichting kan opereren, of als een zelfstandige stichting. Ook dient te worden onderzocht of de in het vooruitzicht gestelde Willehalm Genootschap zich kan verenigen met een in de toekomst te stichten soort vereniging en hogeschool die in het Fjodor bouwproject gaat zetelen en het gaat bezielen. En als laatste of daar plaats is, of kan worden gemaakt voor een passende behuizing van het Instituut. Aan dit alles ligt ook ten grondslag het feit dat de filosofische anthroposofie de gang naar de hoogste regionen van de geestelijke wereld dient te begeleiden. De logica geldt op haar wijze tot aan het allerhoogste! In die zin zij nog ter afronding van deze WIN-7 aan het volgende vertalingsproject herinnerd dat reeds in Schouwplaats nr. 1, 1991 werd aangekondigd en nu verwerkelijkt wil worden.

 

Het ontstaan van de schouwplaats

Met als ondertitel Wat kan kunst vandag de dag nog voor ons betekenen? verscheen deze anthroposofische kunstbeschouwing en beschouwingskunst van Herbert Witzenmann in zijn essaybundel Verzweiflung und Zuvericht – zur sozialen und kulturellen Lage der Zeit (Gideon Spicker, Dornach 1982). Uitgangspunt daarin is de oerschouwplaats, het Pinkstergebeuren. Net als in de aankondiging, zal hier met de eerste en laatste alinea van dit essay geëindigd worden. Het zijn woorden van vertwijfeling en vertrouwen: “De huidige mensheid heeft de schouwplaats verloren, - anders zou haar niet de twijfel aan de kunst kunnen bekruipen, zouden niet haar slechte beheerders en gevaarlijke verachters zelfs hoon en haat jegens het kunstgebeuren en –beleven kweken. Welke schouwplaats?  De schouwplaats. En welk verlies? Het verlies…

                “De herovering van de schouwplaats is de overwinning van het de schouwplaats vernietigende materialisme. Het is het herbegin van de kunst, - immers, de schouwplaats geeft, wanneer wij hem doorleven en leren verstaan, de archetypische antwoorden op de vragen; ‘Waar komen we vandaan? Waar zijn we? Waar gaan we heen?’ Kunst kan voor ons vandaag  de dag de overwinning op het materialisme, het herwinnen van de menselijke waardigheid, de grondvesting van een nieuw beschaving betekenen.”

                Het Willehalm Instituut Nieuws wenst zijn waarde lezers veel helderheid en sterkte voor het komende, zeker ons tot het uiterste uitdagende nieuwe jaar 1998. Houdt de moed er in!  

 

De vorige zes nummers van het Willehalm Instituut Nieuws van 9 april 1996 tot 21 december 1997 zijn verkrijgbaar door ƒ10, - over te maken op de onderstaande girorekening.

 

 


 

Willehalm Instituut voor anthroposofie

als graalonderzoek, koninklijke kunst en sociale organica

 

 

Publicaties, voordrachten en studiereizen (Stand: januari 1998)

 

 

 

1990 - DE PRINCIPES VAN DE ALGEMENE ANTHROPOSOFISCHE VERENIGING) ALS LEVENSGRONDSLAG EN SCHOLINGSWEG en CRISIS EN ALTERNATIEF - Zingevend recht en rechtsvormende zingeving in de sociale organica van Rudolf Steiner. Het vermenselijken van kennis-, leef- en werkgemeenschappen op de grondslag van deze sociaal-organische vormings- principes is de nieuwe koninklijke kunst en de hedendaagse vorm van de driegeleding van het sociale organisme. De derde Nederlandstalige uitgave behelst een vertaling van de ‘principes’  en de Grondsteenspreuk  (Herbert Witzenmann, A-4, 22 blz. ƒ12,-).

 

1991SCHOUWPLAATS - Het eerste en tot dusver enige jaarnummer van het orgaan van het Willehalm Instituut. (ISSN 0926-258X, 72 blz. ƒ9.90).

                                              

WILLEHALM/KYOT - Der Gewährsmann Wolframs von Eschenbach - In dit manuscript van Werner Greub wordt de opzienbarende stelling verdedigd dat Willehalm (Willem van Oranje) als Meester Kyot de Provence de bron is voor Wolframs graalgedicht Parzival.. (ISBN 90-7393201-7, A-4, 94 blz. ƒ25.-).

 

1993 - DE OERGEDACHTE - Rudolf Steiners beschavingsprincipe en de opgave van de Anthroposofische Vereniging. Dit geestelijk testament van Herbert Witzenmann behelst een voor- en nawoord van de vertaler, een autobiografische schets van de auteur met noten en een overzicht over zijn omvangrijke literaire nalatenschap (Duits-Nederlandse werkvertaling  A-4, 100 blz.  ƒ25,-).

                                              

DE DEUGDEN - Deze door Herbert Witzenmann meesterlijk uitgelegde 12 maandmeditaties over het spiraalverloop van het jaar zijn gebaseerd op aanwijzingen van H.P. Blavatsky en Rudolf Steiner en vormen de grondslag van een nieuwe hoffelijkheid (Duits-Nederlandse werkvertaling, A-4, 36 blz. ƒ15,-).

 

1994 - BESCHAVING EN BESCHERMING - De vragen van de moderne beschaving en de antwoorden van de 'principes' van de Algemene Anthroposofische Vereniging. Drie opstellen van Herbert Witzenmann waarin duidelijk wordt dat deze oorspronkelijk statuten genoemde 'principes' een "sociaal vormgevend oerbeeld belichamen voor elke leef- en werkgemeenschap die op het bewustzijnsniveau van onze tijd staat" (Duits-Nederlandse werkvertaling A-4, 40 blz. ƒ18,-).

 

DE RECHTVAARDIGE PRIJS - Inleiding op de cursus Wereldeconomie van Rudolf Steiner als de nieuwe vorm van de driegeleding van het sociale organisme. Drie voordrachten van Herbert Witzenmann gehouden in 1974 te Arlesheim, Zwitserland. (A-4, 36 blz. ƒ15,-)

 

1995 - VORMGEVEN OF BEHEREN / Rudolf Steiners sociale organica - een nieuw beschavingsprincipe. Deze sociaal-esthetische studie nr. 2 van Herbert Witzenmann werd op 30 maart 1995 in het Ita Wegmanhuis te Amsterdam gepresenteerd in memoriam Rudolf Steiner († 30 maart 1925). ( A-4, 64 blz., ƒ20,-)

 

1996 - SCHAUPLATZ GOETHEANUM - Speciale Duitstalige uitgave in voorbereiding i.v.m. twee mislukte moties, resp. verzoeken aan de ledenvergadering van 23/24 maart 1996 in Dornach. Deze 3e uitgave documenteert de vijf overige moties en verzoeken die sinds 1984 in Dornach zijn ingediend, en behelst verder een bericht van Christiaan Eremos over de  ledenvergadering 1996 in Dornach en een beschouwing waaruit moet blijken dat deze bijeenkomst kan worden gezien als een algemene verklaring van morele bankroet (A-5,± 42 blz. ƒ12.50).

 

WILLEHALM INSTITUUT NIEUWS (WIN)- Sinds 9 april verschijnen onregelmatig nummers van deze nieuwsbrief (ISSN 1385-3619). Nr. 5 van 25 mei was een speciale editie naar aanleiding van de Jaarvergadering van de Anthroposofische Vereniging in DriebergenTe zamen met het door het Instituut op 28 mei uitgeven en door het ANP landelijk verspreide persbericht en kommentaar “De Anthroposofische Vereniging in Nederland heeft geen afstand genomen van een vermeende rassenleer bij Rudolf Steiner“ zijn deze WINST nieuwsbrieven verkrijgbaar voor ƒ10,-.

 

1997- HET RECHT OP INDIVIDUALITEIT - Wereldpolitieke vooruitzichten - Werkvertaling van Herbert Witzenmanns essay Das Recht auf Individualität.  De bedoeling was om dit werk in juni 1997 in het kader van het Verdrag van Amsterdam te presenteren. De laatse versie van deze werkvertaling behelst in het aanhangsel een verzoek aan het bestuur van de Anthroposofische Vereniging om steun en de negatieve reactie daarop. (A-4, 20 blz. ƒ12,-) 

 

In voorbereiding: DE ONVOORINGENOMENHEID VAN DE ANTHROPOSOFIE – Een inleiding op de geesteswetenschap van Rudolf Steiner/ Kenniswetenschap als ontologie van Herbert Witzenmann.

 

De bovengenoemde publicaties  kunnen besteld worden door het betreffende  bedrag over te maken op

girorek.  5305422 van het Willehalm Instituut , Platanenweg 20 , 1091 KS Amsterdam. Tel. 020-6944572

Wat op een Buitengewone Ledenvergadering op 31 januari 1998

Inzake het Interim-rapport van de Baarda-Commissie besloten dient te worden

 

De op 31 januari 1998 in Driebergen bijeen te komen Algemene Ledenvergadering als hoogste orgaan van de Anthroposofische Vereniging in Nederland, in overweging nemende  dat:

A - de taak die de Commissie Anthroposofie en het vraagstuk van de rassen van het Bestuur heeft meegekregen, namelijk, “onafhankelijk van het bestuur klaarheid te scheppen in Rudolf Steiners werk en het werk van anthroposofen in het algemeen met betrekking tot de onderwerpen ‘ras’ en ‘racisme’”, volgens artikel 9 der ‘principes’ te beschouwen is als in het Goetheanistische kader van de door Rudolf Steiner gestichte, maar onvoltooide Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap;              

B - de vraag of er, en zo ja welke aanbevelingen door de commissie aan het bestuur zal worden gedaan (volgens Commissievoorzitter T. van Baarda,  Mededelingen van september 1996) open gehouden is, wordt, resp. worden:

1. De Commissie verzocht, voorzover zij van plan is aanbevelingen aan het bestuur te richten, deze niet alleen aan het bestuur maar, in vertrouwen en onder strikt geheimhouding, tegelijkertijd ook aan de leden van de Vrije Hogeschool te doen toekomen voor een eerste ronde interne kritische evaluatie en deskundige uiteenzetting. Voor zover de commissie reeds aanbevelingen aan het Bestuur heeft gericht, wordt zij verzocht haar bevindingen, onder de genoemde voorwaarden en voor de gekenschetste doelstellingen, aan de klasseleden door te geven. Voortaan is het dan zaak van de leiding van de  Hogeschool in overleg met de klasseleden en Vereniging resp. de Algemene Ledenvergadering hoe dit onderzoeksproject verder ontwikkeld wordt en hoe daarmee wordt omgegaan;

2. Het Bestuur, dat tegelijkertijd de leiding van de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap vertegenwoordigt, verzocht in te stemmen met de bovengenoemde richtlijnen;

3. Het Bestuur als Bestuur van de Anthroposofische Vereniging in Nederland opgedragen geen inhoudelijke mededelingen over de aanbevelingen en/ of de inhoud van het interim-rapport van de commissie naar buiten te brengen zonder een voorafgaand besluit, resp. mandaat daartoe van de Algemene Ledenvergadering en daarom af te zien van de op 4 februari geplande persconferentie in het Nieuwspoort te Den Haag

4. Voor het geval dat de Algemene Ledenvergadering tot deze besluiten komt, de commissie en het bestuur verzocht i.s.m. de initiatiefnemers van deze buitengewone ledenvergadering een persbericht te doen uitgaan met het nieuws dat deze besluiten genomen zijn en dat er te zijner tijd verdere mededelingen over de voortgang van het anthroposofisch onderzoek naar de vraagstukken van  de begrippen ‘ras’ en ‘racisme’ in het kader van de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap zullen worden gemaakt. Verder dient in dit persbericht aan de foutieve berichtgeving d.d. 30 maart 1996 van het Persbureau ANP te worden herinnerd, als zou de Anthroposofische Vereniging in Nederland zich van een rassenleer bij Rudolf Steiner hebben gedistantieerd. Dit is namelijk niet het geval, een dergelijk besluit is nooit en te nimmer gevallen. Ook niet bij het bestuur, daar deze via zijn secretaris R. Munniks (brief van 28 maart 1996 aan H. Heslinga) verklaard heeft dat met zijn formulering “voor zover bij Rudolf Steiner sprake is van rassenleer nemen wij daar uitdrukkelijk afstand van” het bestuur er om gaat “slechts serieus te nemen dat er in de maatschappij de mening is ontstaan dat er bij Rudolf Steiner sprake is van een discriminatoire  rassenleer.”

 

Noot: Indien het Bestuur schriftelijk toezegt zich te kunnen vinden in deze verzoeken resp. opdracht, vervalt de noodzaak van deze buitengewone Ledenvergadering en kan het nodige overleg en discussie etc. op de eerst volgende gewone jaarvergadering in april plaatsvinden.

Robert Jan Kelder

 

! ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Ik  (wij) als lid (leden) van de Anthroposofische Vereniging ondersteun(en) de door R.J. Kelder geformuleerde oproep aan het bestuur van de Anthroposofische Vereniging in Nederland voor een buitengewone ledenvergadering op 31 januari 1998 inzake het Ted van Baarda rapport.

 

Naam                                                   Adres                                                               Handtekening

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

A.u.b. zonodig kopiëren, verspreiden en zo spoedig mogelijk opsturen naar

R.J. Kelder, Willehalm Instituut, Platanenweg 20-1, 1091 KS Amsterdam



[1] Schrijver dezes heeft als lid van deze arme groepering jaren lang getracht in deze werkloze structuur verandering te brengen, door in artikelen en voordrachten te wijzen op de ‘principes’ van de Anthroposofische Vereniging als levensgrondslag en scholingsweg voor een dynamische sociaal-organische werkgemeenschap, tot nu toe echter zonder enig resultaat.

[2] Paragraaf 10: “Moties van individuele leden of ledengroepen dienen één week voor de jaarvergadering ingezonden te worden.”

[3] Zie de autobiografische schets De Overwinning van het Intellectualisme – Leven en Werk van Herbert Witzenmann in De Oergedachte – Rudolf Steiners beschavingsprincipe en de opgave van de Anthroposofische Vereniging  (Duits-Nederlandse werkvertaling, Willehalm Instituut, Amsterdam 1993, ISBN 90-73932-02-5, blz. 86).

[4] Inlichtingen en bestellingen tel. 072 - 5898991

[5] Bedoeld is hier de al eerder genoemde ‘aantekening van de Hogeschool’. Het probleem dat hier wordt aangestipt heeft te maken met de zg. boekenkwestie. Zie hierover H. Witzenmann De oergedachte Willehalm Instituut Werkvertaling, Amsterdam, 1993