CRISIS EN ALTERNATIEF
Zingevend recht en rechtsvormende zingeving
in de sociale organica
Herbert Witzenmann
Woord vooraf door de vertaler: De onderstaande tekst
werd oorspronkelijk in 1980 voor de sinds
Aan het einde van deze brochure bevindt zich een
chronologisch overzicht van enkele publicaties van het in
Willehalm Instituut
Amsterdam, 18 november 2005
De crisissituatie
De crisissituatie van de huidige mensheid wordt even
vaak bevestigd als goedgepraat. Want enerzijds kan men de ogen niet sluiten
voor de sociale, politieke en economische spanningen en gevaren waarin de
huidige mensheid verkeert. Anderzijds zwaait men in oost èn west, onder
wederzijdse afwijzing, het eigen systeem de hoogste lof toe.
Maar dat hetgeen wat men als
verworvenheid prijst zélf in een kritische toestand is, wordt weliswaar
ondervonden, de oorzaak daarvan echter nauwelijks ingezien. Aan deze
ondervinding ontspringt het zich steeds onweerstaanbaarder op de voorgrond
dringende verlangen naar alternatieven.
Daarom is het is een van de
meest urgente eisen van onze tijd om tot de ware achtergrond van de crisissituatie
door te dringen. Niettemin wordt deze oorsprong verdrongen, men wil het immers,
waar men ook staat, niet toegeven.
Het kwantiteitsprincipe is de sterke stuwkracht die
de bewegingen van de sociale en economische herverdeling aandrijft. De hieruit
voortvloeiende veranderingen zijn de grootste gebeurtenissen van onze tijd, uit
hun door stormen opgezweepte golven stapt immers een nieuwe mensheid op land.
Deels gestuurd, deels met een zelfstandig geworden eigen dynamiek zich uitbreidend,
trekt dit ook bij windstilte langzaam voordsluipend gebeuren alles met zich mee
of duwt het terzijde. Dat het kwantiteitsprincipe bij de besluiten en tendensen
die stormend en sluipend van kracht
worden daadwerkelijk de doorslag geeft, wordt wel het duidelijkst voor degene
die zijn blik richt op de beide machtigste hefbomen van de westerse wereld. De
enen geloven nog altijd dat zij sterker zijn dan alle weerstand, bij de anderen
groeit de twijfel over hun deugdelijkheid.
De ene hefboom is de
herverdeling van het nationale inkomen, de andere is de democratische besluitvorming.
De vuist die hen hanteert is de hoeveelheidgedachte, dus de macht. Het doen
toekomen van de juiste hoeveelheid van de in het arbeidsproces ontstane waarden
aan de juiste ontvangers, is het vermogen dat men één dezer hefbomen
toeschrijft. Het laten ontstaan van de rechtvaardigste besluiten door de
vermeende deelname van allen aan het vaststellen daarvan (in feite door het
zegevieren van de machtigste besluitvormende stroming), is het vermogen dat men
de andere hefboom toeschrijft. In het ene geval gaat het om loonontvangst, in
het andere om majorisering, besluitvorming door de meerderheid. Beide zijn
hoeveelheidprincipes en hoeveelheidkriteria.
Binnen deze beide machtige kenmerken van het moderne
leven zet zich voort wat ze trachten te overwinnen en menen uit de weg te
ruimen. Ze zijn immers slechts een nieuwe verschijningsvorm van het burgerlijke
bezitsdenken. Het zijn alleen andere wegen waarop de nieuwe verantwoordelijken
de basis en het gebruik van hun bevoegdheden winnen. Het gaat tenslotte om het
bezit van behoeftevoorziening en om invloed (macht).
De wortel van de crisis is het doorwerken van de
burgerlijke bezitsgezindheid die slechts door te versmelten met een restant van
oude cultuurinstincten bevrediging gaf. Waar dit supplement wegvalt, verspreidt
zich de weliswaar ondervonden, maar niet geheel onderkende frustratie van hen
die onder een ander voorwendsel hun begeren koesteren. Hieruit vloeit de
groeiende inflatie van aanspraken voort, die in alle vertakkingen van het sociale leven
binnendringt.
Diagnose bedwingt de crisis niet, hoewel men het niet
zonder een scherpzinnige analyse kan stellen. De sociale wetenschap
Alternatief: Het grondbeginsel van het nieuwe recht
Het grondbeginsel, dat hier slechts kort kan worden
aangeduid, is het volgende: rechtsschepping moet binnen het proces van toegevoegde waarde (als een
van haar functies) verworven worden, het beschikkingsrecht moet worden
omgevormd tot een prestatierecht. Dat dit mogelijk is en dat daarmee geheel
nieuwe sociale verwachtingen en elan gewekt worden, wordt duidelijk zodra men
zich op de hoogte stelt van de waardescheppende effectiviteit van de menselijke
arbeid. Deze splitst zich in twee functiestromingen: enerzijds kwalificerende
(zogenaamd lichamelijke, d.w.z. direct of met werktuig bij de
natuurlijke grondstoffen aanzettende) arbeid en anderzijds organiserende (zogenaamd
geestelijke) arbeid, oftewel hand- en hoofdarbeid. (Ook wetenschappelijke en
kunstzinnige arbeid is organiserend, daar alle op menselijke prestaties
gerichte arbeid primair organiserend is). Het resultaat van het voortdurend
samenwerken van deze beide functiestromingen is de prijsvorming. Rechtvaardige
prijzen, d.w.z. zodanige prijzen die niet de prestatiewaarde van één soort
functie in het nadeel van de andere vervalsen, ontstaan echter alléén wanneer
de toegevoegde waarde stromingen door beramende instanties in de zin van een
evenwichtige prijsvorming gestuurd worden. Zulke planologische instanties
kunnen alleen adviesorganen (associaties) zijn, waarin lieden bijeenkomen die
binnen de gehele omvang van het sociale leven werkzaam en er daarom ook
verantwoordelijk voor zijn. Hun functie is niet economievreemde beschikking,
maar binneneconomische rechtvaardigheid. Want door het sturen en bijstellen
van de toegevoegde waardenstromingen ontstaan rechtvaardige prijzen en
bijgevolg daarom ook een gerechtvaardige verdeling van het nationale inkomen
reeds op grond van de ontstaansvoorwaarden daarvan. Niet persoonlijk voordeel,
winst en strijd om het doordrukken van aanspraken op het nationale inkomen is
de gezindheid die ontstaat uit een waarachtig inzicht in de levensvoorwaarden
van het sociale organisme. Veeleer is de toewijding aan het sociale organisme
van de zich in de praktijk ontwikkelende vaardigheden de drijfveer van een van
waardescheppende rechtsvorming en rechtswerking doordrongen economisch leven.
Een binneneconomisch, waardescheppend recht is het
radicale alternatief dat de sociale wetenschap
Natuurlijk behoeft de nieuwe
gezindheid die voortvloeit uit de overwinning van de kwantitatieve
denkgewoonten en de daarbij behorende verwachtingen en eisen de dragende
fundering door een zingevend wereldbeeld, waarin het ziele-geestelijke beleven
van de mens zich geborgen weet. De hier slechts aangeduide nieuwe
rechtsschepping kan alleen als een zodanige onderbouw beleeft worden wanneer ze
tegelijkertijd zingevend is. De mensheid verlangt naar waarlijk rechtvaardig
recht, doch moet dit de spiegel zijn waarin ze zichzelf herkent.
Deze spiegel kan alleen een mensbeeld zijn dat de gehele en onvervalste
inhoud van het menselijke wezen omvat: Het mensbeeld dat in het centrum van de kennisleer
* * *
[1] In
de brochure van deze conferentie wordt m.i. onjuist vermeld dat deze bijeenkomst
“een initiatief van de sectie Sociale Wetenschappen van de Antroposofische
Vereniging