Verantwoording en oproep van de uitgever
De uiterst gevoelige aard van de
onthullingen die in De gouden tip openbaar
worden gemaakt en de mogelijkheid dat deze als een inbreuk op de privacy van
sommige genoemde betrokkenen of als smaad zou kunnen worden opgevat, noopt mij
ertoe verantwoording voor deze uitgave af te leggen. Daarbij is het
noodzakelijk om iets over het boek, de auteur en zijn werk evenals de
doelstelling en activiteiten van de Uitgeverij Willehalm Instituut zelf mee te
delen.
Toen
ik op 21 september 2006 al wandelend met Slobodan Mitric in de buurt van het
Rembrandtplein hem erop attent maakte dat de weduwe van Gerrit Jan Heijn
zojuist een boek over de ontvoering van haar man had doen verschijnen, was zijn
eerste reactie dat er waarschijnlijk niets in vermeld zou staan over zijn
contacten met de familie Heijn als onderdeel van zijn wijdvertakte inspanningen
om ook deze bizarre misdaad te verijdelen dan wel op te helderen. Ik stelde
meteen voor om de proef op de som te nemen, en dus liepen we naar de kiosk op
de Reguliersbreestraat schuin tegenover Tuschinsky om een exemplaar van “De
verzoening” aan te schaffen. Snel het boek doorbladerend, vond ik al gauw op
blz. 83 een passage waar, in weerwil van Slobodans vermoeden, toch “ene Karate
Bob” ten tonele wordt gevoerd, die ik hem ter plekke voorlas: “De gekste tips
kwamen binnen en vele daarvan werden besproken tijdens ons dagelijks beraad. Er
gingen namen over tafel waar ik nog nooit van mijn leven van had gehoord zou
hebben als Gerrit Jan niet was ontvoerd. Ene Karate Bob, ooit gearresteerd voor
meervoudige moord en verkrachting naar ik begreep, beweerde de gouden tip te
hebben, en weer een ander, luisterend naar de naam Rode Boon, claimde zelfs de
kidnapping (…) De tips, zeshonderd inmiddels, leidden allemaal nergens toe,
maar zo langzamerhand raakte wel de hele wereld verdacht.”
Slobodan Mitric als trotse,
edele Montenegrijn en algemeen directeur van Reserve Police International (RPI)
was onaangenaam verrast, ja zelfs woedend over deze aanval op zijn integriteit
en begon mij verder op te helderen over de ware achtergronden van deze
dramatische ontvoeringszaak die heel Nederland tot ver buiten de grenzen
destijds maandenlang bezig hield en later de aanleiding vormde voor de film
“The Clearing” met Robert Redford.
Ik stelde toen als zijn uitgever, dat als hij in staat
zou zijn om zijn aangrijpend verhaal onder de titel “De gouden tip” op schrift
te stellen, wij zo’n boek dit keer zeker in de boekwinkels zouden kunnen
krijgen om zodoende ook het Nederlandse volk gelegenheid te bieden om kennis te
maken met zijn onthullingen over de achtergrond van die schokkende gebeurtenissen
van 21 jaar geleden – dit in tegenstelling tot zijn een jaar eerder uitgegeven
boek “Operation Twins” (deel 1), dat geen enkele distributeur van Engelse
boeken hier te lande wilde aannemen en waarvan dus nog vele honderden exemplaren
in mijn fietsenstalling opgeslagen lagen.
Dat “De gouden tip” weleens een daverende bestseller zou kunnen worden, mits daarin voldoende harde bewijzen werden geleverd, werd bevestigd door een gesprek kort daarna met Toon Schmeink, voormalig adjunct-hoofdredacteur van Het Parool.
Slobodan, die nog steeds in diepe rouw verkeerde over
wat hij uit goede en gedocumenteerde gronden beschouwt als de laffe moord op
zijn geliefde vrouw Iris de Vries in het OLVG ziekenhuis in Amsterdam-Oost in
januari van dat jaar (waarover de politie destijds in mijn aanwezigheid nota
bene weigerde een proces verbaal op te tekenen), klom eerst in de pen om zijn
diepe verontwaardiging in een open brief aan de weduwe van Gerrit Jan Heijn tot
uiting te brengen en in het kort zijn visie over de gang van zaken er tegenover
te stellen; een open brief die pas voor het eerst hier als in plaats van een voorwoord
in de openbaarheid wordt gebracht. Ondanks de dreiging die uitging van de voortdurende
pogingen van de Nederlandse staat om hem als rechteloze, ongewenste vreemdeling
na een gedoogverblijf van meer dan dertig jaar naar zijn geboorteland, het
voormalige Joegoslavië, te deporteren – waar hem als landverrader nog steeds de dood
wacht voor het niet uitvoeren in Brussel van een staatsliquidatie in 1973 – begon
hij daarna in zijn moederstaal Servisch aan het eerste hoofdstuk. Daarvan
zouden er uiteindelijk nog 112 volgen, die eerst in het Engels (her)vertaald
moesten worden en dan vertaald en bewerkt in het Nederlands, waaruit langzaam
duidelijk werd dat het om veel meer ging dan de verbluffende achtergonden van
de ontvoeringszaak Gerrit Jan Heijn. Daartussen zag hij ook nog kans om
verschillende, intussen vrij druk bezochte weblogs te beginnen en eigen films
op YouTube te zetten, waarvan de adressen aan het begin van dit boek vermeld
zijn, die ertoe kunnen bijdragen om de geloofwaardigheid te verhogen van de schat
aan informatie die uit deze veelzijdige reality thriller gelezen kan worden.
Het
door de schrijver doorgenomen resultaat van dit ongeveer twee jaar lang durende
proces ligt nu voor u: een naar waarheid geschreven tragikomische
contraspionageroman in de vorm van een bijna pasklaar filmscenario met allerlei
ondersteunende illustraties en een open einde. De ontvoeringszaak voert
weliswaar de boventoon, maar is toch slechts een van de vele andere,
gelijktijdig plaatsvindende vertellagen, waarin voor de oplettende lezer veel
te ontdekken is over een groot aantal ophefmakende affaires die in binnen- en
buitenland speelden tussen september 1986 en september 1987 en daarvoor (zie de
samenvatting en de lijst dramatis personae van proeflezer Ton Majoor na deze
verantwoording). Hoewel slechts het topje van de ijsberg, toont het, net als
“Nederland’s Maffia, desondanks overtuigend aan hoe vergevorderd de
verstrengeling tussen de boven- en onderwereld inmiddels is en wat de gevaren
voor eigen lijf en leven voor een misdaadbestrijder met de geuzennaam Dr.
Troublemaker zijn, die de moed heeft om deze “Gordiaanse knoop” door te hakken.
Daarbij zijn er verhelderende verwijzingen naar zijn eerdere werken in
verweven, zoals naar zijn nog steeds niet geheel uitgebrachte trilogie “Operation
Twins” die – zo ongelooflijk als het schijnt – betrekking hebben op het Witte
Huis en het beëindigen van de Koude Oorlog, de aanval op het Pentagon van 9-11,
en naar zijn “Nederland’s Maffia”, een voorloper van “De gouden tip” uit 1985,
dat onder valse voorwendselen deels van te voren uit de roulatie werd gehaald
en deels en masse uit de winkels werd opgekocht en dientengevolg door de media
doodgezwegen werd. Ondanks deze serieuze thema’s, ontbreekt het tussendoor niet
aan humoristische scènes.
Een andere vertellaag in De
gouden tip beschrijft de inspanningen om denkbeelden aan te dragen ten einde op
de oude, corrupte bovenwereld, als het ware een nieuwe bovenwereld te scheppen.
Ook de pogingen daarbij van de oude, verstokte garde om deze ideële
inspanningen door allerlei veronderstellingen en vooroordelen voortijdig de
grond in te boren, dan wel karaktermoord te plegen op personen die tot deze
culturele avant-garde behoren, deze
belachelijk te maken, ze uit te sluiten etc. blijven niet onvermeld.
Deze
uitgave, evenals “Operation Twins” deel 1 en de voorpublicatie van deel 2,
uitgegeven in 2006, vormt, zoals wel eens denigrerend geopperd is, geen breuk
met de vorige publicaties van het Willehalm Instituut, maar is integendeel een
zekere aanvulling en verrijking ervan, omdat ze de noodzaak en verdere
motivatie aantonen voor de statutair vastgelegde doelstellingen van in de 2005
te Amsterdam opgerichte Stichting Uitgeverij Willehalm Instituut (hoewel niet
precies in diezelfde woorden): de sociale of koninklijke kunst van het scheppen
van een nieuwe bovenwereld om als zodanig de nodige weerstand te kunnen bieden
aan de steeds groter wordende verleidingen en druk van de onderwereld.
Een tot voor kort vrijwel onbekend,
historisch voorbeeld van deze hoge kunst
is het werk en leven van de Frankische Willem van Oranje (Willehalm), de
middeleeuwse stichter van het oorspronkelijke Oranjehuis, patroon van de
ridders en beschermheer van het Keltisch Christendom, zoals dat beschreven
wordt in de recent voltooide uitgave door het Willehalm Instituut van de
Zwitserse graalvorser Werner Greub: “Willem van Oranje, Parzival en de Graal –
Hoe de graallocaties van Wolfram von Eschenbach gevonden werden” dat evenals de
huidige Willem van Oranje en de stichter van het Willehalm Instituut door een
merkwaardige samenloop van omstandigheden en lotgevallen in De gouden tip ter
sprake komt.
Dit woord ‘bovenwereld’ was overigens rond 1986/87 toen de gebeurtenissen van De gouden tip zich afspeelden in Nederland nog niet of nauwelijks in gebruik. Dit bewijst het volgende voorval: Toen ik in 1990 dat woord, in het Duits “Überwelt”, in een inleiding uit 1984 van de Duitse filosoof/anthroposoof Herbert Witzenmann op zijn reeks “Sociaalesthetische Studies ter spiritualisering van het beschavingsprincipe“ tegenkwam en deze tekst als studiemateriaal voor een zgn. Michaëlswerkconferentie “Anthroposofie en de kunst van de sociale vernieuwing” in Den Bosch wilde vertalen, wist ik er geen raad mee, vertaalde het dan toch maar met het destijds nog volstrekt ongebruikelijke woord: “bovenwereld” en de inleiding zelf als: “Het scheppen van een bovenwereld”.
Sindsdien is dit woord door de toenemend uitgelekte en openbaar geworden
verstrengeling tussen deze beide werelden volkomen ingeburgerd; een ieder weet
nu immers dat met ‘bovenwereld’, niet de hemel, de geestelijke of
bovennatuurlijke wereld van de goddelijke hiërarchieën wordt bedoeld, maar de
overheid en de bovenlaag van de menselijke samenleving: politici, juristen,
advocaten, managers, bankiers, artsen etc. in tegenstelling tot de figuren die
de onderwereld bevolken.
Op
grond van de bovenstaande overwegingen meen ik de rechtvaardiging aangetoond te
hebben voor de uitgave van De gouden tip van Slobodan Mitric door het Willehalm
Instituut: het Nederlandse volk, ja de wereld (door de binnenkort verschijnende
Engelse uitgave) heeft immers het volste recht om kennis te kunnen maken met
deze autobiografische werkelijkheidsroman over de in beeld gebrachte, verstrengelde
boven- en onderwereld in ons geliefde Koninkrijk der Nederlanden en zelf een
oordeel te vellen over het waarheidsgehalte ervan, met name over de vraag of de
ontvoeringszaak werkelijk slechts een trieste eenmansactie van een
doorgedraaide, ontslagen ingenieur is geweest.
Wat de – om het mild uit te drukken –
gevoeligheid van sommige delen ervan aangaat, moet ik zeggen dat ik weliswaar
uit langjarige ervaring voor de persoonlijke integriteit van de schrijver en
daarmee zijn werk kan instaan, hij mij ook heeft bevestigd dat alle beschreven
feiten in principe waar zijn; ik hem daar waar bewijzen ontbreken en de eigen
waarneming tekort schiet daarom ook geloof, maar dat uiteindelijk ik als de
uitgever niet kan instaan voor het waarheidsgehalte daarvan; dat kan immers
alleen de schrijver door, voor zover nodig en gewenst, onder meer met verdere tastbare
bewijzen te komen. Voor zover ik als uitgever toch verantwoordelijk mocht
worden gehouden voor een of andere rechtsovertreding, heeft tot deze uitgave
mijn vaste overtuiging geleid dat de noodzaak, ja de vrijheidsplicht om dit
klokkenluiderwerk uit te geven in het belang van de waarheidsvinding en
gerechtigheid zwaarder weegt dan de mogelijkheid om voor smaad of erger
aangeklaagd te worden. Dan moet desnoods de rechtsprekende macht er maar aan te
pas komen om te beslissen of dit werk wel of niet binnen de perken van de vrijheid
van meningsuiting, het vrije (weer)woord valt.
Tenslotte
richt ik bij deze een dringende oproep aan de overheid en de politiek om een
diepgravend onderzoek in te stellen naar
de ongekende voorvallen die in dit boek te berde worden gebracht, waarbij ik
hoop dat het welwillende lezerspubliek deze oproep kracht zal bijzetten en –
mocht dit niet baten – zelf een burgeronderzoek op touw zal zetten. Daarmee
kan, naast de ontboezeming en eventuele veroordeling van werkelijke schuldigen,
een verdere en wellicht wel de meest belangrijke doelstelling van deze uitgave
bereikt worden: de volledige rehabilitatie van de schrijver, erkenning van zijn
verdiensten aan het Nederlandse volk, het Koninklijke Huis en de wereld, en een
ruime materiële schadevergoeding voor zijn grote opgelopen onkosten, opdat hij
eindelijk in zijn 61ste levensjaar in alle rust in de paar jaar die
hem wellicht nog gegund zijn (hij lijdt namelijk aan een dodelijke ziekte) zijn
levenswerk kan voltooien, een levenswerk dat aansluit bij een oer-Nederlandse
traditie van verzet tegen onderdrukking en onrecht.
Noot
over de illustraties, songtekst en bijlagen: De handschriften van de
afgedrukte visitekaartjes en andere notities zijn van de betreffende personen
zelf en dienen o.m. ertoe, evenals de overige documenten, brieven, afbeelden, krantenartikelen,
door de auteur of uitgever zelf gemaakte
foto’s etc. om het waarheidsgehalte van deze klokkenluiderroman te verhogen en
daarbij het instellen van een grondig (parlementair) onderzoek dichter bij te
brengen. Het was niet altijd mogelijk om elk hoofdstuk aan het eind van een passende
illustratie te voorzien. Op de Willehalm website zullen alle reeds bestaande maar
ook aanvullende illustraties in kleur worden geplaatst. Ook het lied Gypsy
Scholar, waarvan de tekst in hoofdstuk 82 weergegeven wordt en dat deel
uitmaakt van een komende CD zal op de website te horen zijn.
De 11 bijlagen, waaronder een
chronologische levensbeschrijving van de auteur met nieuwe feiten en een tot nu
toe niet volledig openbaar gemaakte open brief aan koningin Beatrix uit 2006, zijn
bedoeld om onder meer achtergrond informatie te verschaffen over enerzijds de
vergevorderde verstrengeling van boven- en onderwereld en anderzijds over de
reeds voorhanden, maar tot nu toe genegeerde denkbeelden voor het scheppen van
een nieuwe bovenwereld op de puinhopen van de oude.
Christiaan
Eremos
* * *
Willehalm
van Oranje in strijd tegen de 15 koningen van Cod
(Hertog August Bibliotheek, Wolfenbüttel)
Bij het ter perse gaan raadde deze persoon nu echter plotseling, slechts op basis van zijn lezing van vroege versies van deze verantwoording, de samenvatting en de achterflaptekst mij ten zeerste af dit boek uit te geven, en waarschuwde hij mij voor de mogelijke juridische consequenties, daar hij in deze hem ter beschikking gestelde teksten alleen vage vermoedens en helemaal geen harde bewijzen voor de zware aantijgingen kon ontdekken. Deze krantenman, die na zijn PAROOL-tijd jarenlang als uitgver bij het tijdschrift Motief van de Antroposofische Vereniging in Nederland in Zeist werkzaam was, velde dus dit negatief oordeel zonder maar één woord van het boek zelf gelezen te hebben, een wel zeer kentheoretische ondeugd, die niet rijmt met de grondbeginselen van de antroposofie. Al eerder werd mijn verzoek om lidmaatschap bij de uitgeverscluster “De vrije uitgevers” (DVU) ten einde op die manier de distributie van De gouden tip te regelen door de leidengevende persoon afgewezen op grond van de DVU-eis dat uitgevers van deze cluster geen boeken mogen uitgeven “die ophef veroorzaken.” Iets eerder had deze “vrije uitgever” mij geopperd dat wat hij gelezen had van De gouden tip“ op de grens van smaad verkeert of zelfs smadelijk is” en dat naar zijn mening het boek inhoudelijk zorgvuldiger in elkaar moest steken. Meerdere bronnen. Hoor en wederhoor.” Mijn repliek was dat er voor dit veelal op eigen ervaringen gebaseerde, unieke boek van een ervaren schrijver en geheimagent, die ook jarenlang in gevangenissen heeft gezeten, geen (openbare) bronnen elders te raadplegen waren, ja het voortaan zelf als een bron kan gaan gelden en dat, nadat de laatste 21 of meer jaar de tegenpartij voortdurend en eenzijdig aan het woord was geweest om karaktermoord op de auteur te plegen, nu eindelijk deze zelf met zijn weerwoord over de ware gang van zaken komt. Al eerder had een PR-man in het boekenvak namens Remco zijn medewerking aan de bekendmaking van De gouden tip geweigerd. En ook een vraag aan de organisatie Wereldboekenstad Amsterdam om actieve deelname aan het internationale symposium over neocensuur Threats to the open book op 19 en 20 september in de Balie in Amsterdam leidde tot beleefde afwijzingen dat alles al dicht zat. Een lichtpuntje in deze discusie was de uitgever Alfred Scheepers van Olive press die, zonder De gouden tip gelezen te hebben, dit boek in principe vergeleek met Multatuli’s Max Havelaar, waarin oorspronkelijk ook man en paard, namelijk “de regent en de resident beschuldigd worden vanuit een subjectief standpunt, zonder grondig onderzoek, zonder hoor en wederhoor. Ook daar zouden zowel resident en regent met recht en reden een klacht wegens smaad hebben kunnen indienen. Ook daar heeft men besloten althans maar de naam van de resident te veranderen (voor een inlander hoefde dat niet). En toch geldt de Havelaar als summit van de Nederlandse literatuur. Nu moet ik eerlijk toegeven dat mijn intuitie me zegt dat dat werk van Mitritc (of hoe heet hij) wel niet de literaire status van de Havelaar zal hebben. Niettemin is het principe gelijk.” – Intussen is het gelukt om bij clusteruitgever Cluit BV onderdak te vinden.
Deze in 1984 geschreven inleiding is
integraal na te lezen in bijlage 11 van dit boek, waarna ook de preambule en de
doelstellingen van de Willehalm Stichting zijn weergegeven.