Saint-Guilhelm-le-Désert

 

 

I

n de Zuid-Franse Departement Herault, zeven kilometer achter Aniane, in een ravijnachtige kloof mondt de bergbeek Verdus in de Herault rivier. Langs de straat staan een paar huizen, een oude oorspronkelijk aan de heilige Johannes gewijde kerk (afb. 18) en een herberg, en al gauw verlaat de straat dit kleine dorp.

 

 

Afb. 18.  "Een oude aan de Heilige Johannes gewijde kerk in Saint-Guilhelm."

 

Wie echter besluit hier te stoppen en langs de Verdus omhoog te gaan, ontdekt dat het dorp steeds hoger wordt en veel groter is dan de eerste indruk deed vermoeden. De oude Romaanse huizen verraden dat hier gebouwd is in een tijdperk waarin het dorp tamelijk rijk moet zijn geweest. Profane gebouwen van deze zuivere stijl en mooie vorm zijn geen alledaagse aangelegenheid in zo'n ver afgelegen, dor berggebied. Boven in het dorp komt men onder een poortgewelf door op een open plein met een schaduwrijke plataan, waaronder het zuiverste water uit een mooie fontein opborrelt. Het plein is omgeven door goed gebouwde burgerhuizen. Een kant wordt afgesloten door de gevel van de anno 1076 gebouwde kloosterklokkentoren.

          Hier in Saint-Guilhelm-le-Désert zijn we aangekomen op de plek waar Willehalm, na zijn zwaard te hebben neergelegd, zijn oude dag als monnik zou hebben doorgebracht. Het is de moeite waard om op passende wijze aandacht aan deze mooie kerk te geven, de Romaanse vormen en beeldhouwwerken te bewonderen, Willehalms altaar en de fraaie sarcofaag uit de 7de eeuw te bekijken waarin volgens de Vita Willehalms zuster is bijgezet. In een tweede, in de 4de eeuw uit steen gehouwen sarcofaag zijn de relikwieën van "Sint Guilhelm", naar aanleiding van zijn canonisatie in het jaar 1138, overgebracht. Al staande voor deze stenen doodskist denkt men aan Alischanz en de sarcofagen waar de veldslag overheen woedde. Het zou niet verwonderlijk zijn als de doodskisten in opdracht van Willehalm hiernaartoe zouden zijn gebracht.

          Toch is het merkwaardig dat een vereerder van Willehalm – ondanks de nabijheid van Willehalm – hier eigenlijk niet enthousiast kan worden. Het is allemaal zeer bewonderenswaardig, maar Willehalms aanwezigheid kan hier niet echt teruggevonden worden.

          Uit de donkere hallen keren we weer terug naar het trapezeachtige dorpsplein en zien, hoog boven de abdijkerk, op de top van een steile berg een burchtruïne: "Château du Verdus" (afb. 19).

 

 

Afb 19. "Hoog boven de abdijkerk de burchtruïne Château du Verdus."

 

Laten we opstap gaan naar de ruïne Verdus westwaarts. Al gauw na de laatste huizen van het dorp verlaten we het dal en begint de klim via de zuidhelling van de door de oude burcht gekroonde berg. Op de plaats waar de helling aan de dalkant in een loodrechte rotswand naar beneden gaat, bereiken we een versterkingsmuur, die vanaf de helling overgaat in de loodrecht oprijzende rotswand op welker uiteinde de burchtruïne staat. Hier is een poortgewelf met een wachttoren genaamd "Le Porchet" die ons doorlaat.

          Nu bevinden we ons in Willehalms rijk. Een landschap dat qua afgeslotenheid oogt als de reusachtige piste van een Romeins theater – Cirque de l'Infernet – sluit de vallei achter Saint-Guilhelm af. Als een halfcirkelvormige reeks zitplaatsen van een openluchttheater stijgen terrassen de hoogte in, die door droogmuren kunstmatig aangelegd zijn. Elke hoek van dit terrassenlandschap moet ten tijde van Willehalm een bloeiende tuin geweest zijn. Het complex doet vermoeden dat deze terrassen bewaterd konden worden via een kundig aangelegd kanaalsysteem.

          De lucht is doordrongen van de geur van specerijplanten die in een ongelooflijke veelvoud van soorten over alle terrassen verspreid zijn. Een paradijs voor de geneeskruiden- en aromaspecialist Wolfram von Eschenbach. Men voelt zich gedwongen naar "lign aloe"[1] uit te kijken.

          De gedachte dat Willehalm voor het aanleggen van een dergelijk hoogontwikkelde tuinderij de plaatselijke bewoners en de monniken van het klooster als ijverige helpers nodig had, werpt ook een praktisch licht op de kloosterstichting. Zonder een bloeiend gemeenteleven zou deze wildernis nooit tot een paradijs van hangende Babylonische tuinen omgevormd kunnen zijn en zonder deze hangende tuinen zou het gemeenteleven niet gebloeid kunnen hebben.

          Hoe hoger we klimmen, des te grandiozer wordt ons inzicht in dit tegenwoordig zo dorre landschap, en we kunnen navoelen dat het in Willehalms tijd een bloeiende cirkel moet zijn geweest, een aards paradijs naar Willehalms aard de wilde natuur afgedwongen.

Op de bergrug vanwaar het muilezelpad ons naar de overkant in het naburige dal – de Eremitage "Lieu plaisant" – voert, volgen we de bergkam waarop oostwaarts de burchtruïne ligt. De enige toegang tot de burcht biedt een rotspad dat af en toe in een wirwar van rotsblokken opgaat en hier en daar over de smalle kam voert, die vroeger op een bepaalde plek alleen zijdelings kon worden gepasseerd.

Het is de moeite waard; het oord doet alle inspanningen vergeten. Wie zich aan de hand van Wolfram von Eschenbach in de biografie van Willehalm heeft ingeleefd, voelt hier de aanwezigheid van Willehalm aan. Daar beneden in het klooster heeft de "Vita"-Willehalm zijn toegemeten omgeving. Wolframs Willehalm daarentegen, had op hoge leeftijd hier, hoog boven de kloof van de Herault ravijn, zijn zetel (afb. 20). Hij zou als begunstiger van zijn klooster de abt vaak bezocht kunnen hebben. Hij had met hem genoeg te bespreken. Het klooster zou veel minder gelukkig geweest kunnen zijn, als Willehalm daar werkelijk een eenvoudige monnik zou zijn geweest. Als vriend van de abt Benedict van Aniane – een oude oorlogskameraad van Willehalm – stond hij garant voor de harmonie tussen de twee later elkaar zo zeer vijandelijk gezinde kloosters.

 

 

Afb. 20. "Hier zetelde Willehalm, hoog boven de kloof van het Herault ravijn."

 

Als Wolfram von Eschenbach dit jachthuis boven Saint-Guilhelm-le-Désert moest karakteriseren, dan zou hij zeggen (P.190:20-24):

     

       si nâmen urloup unde riten                                       Ze namen afscheid en reden

dâ bî  ze ir weidehûsen.                                              naar hun jachthuis in de buurt

zer wilde albe klusen                                                  De grijsaards woonden in een rotskloof

die alten sâzen sunder wer:                                       in het wilde gebergte, geheel onverschanst.

sie heten auch fride von dem her.                             Het leger liet hen evenwel met rust.

 

Hierboven had Willehalm geen legervolk meer nodig om hem tegen overvallen te beschermen. Het terrein zelf bood de nodige bescherming. Met maar weinig man kon deze natuurlijke, door de dalvestingmuur volkomen onneembaar gemaakte burcht met weinige middelen tegen elke aanval stand houden.

          Op deze verheven plaats werd ik er zeker van dat Willehalm, na zich teruggetrokken te hebben uit het politieke leven, niet in het klooster, maar hierboven in het jachthuis "Le Verdus" moet hebben gewoond. Wanneer hij zich geheel in de eenzaamheid terug wilde trekken, hoefde hij alleen maar de muildierweg op te gaan die westwaarts van de burcht het bergdal in leidde en daar de grotten in te gaan die heden als pelgrimsoord en bestemming van Pinkstermaandagprocessies gelden: Ermitage du Lieu-Plaisant, een streek die vergelijkbaar is met die grottenrijke streek die Wolfram in zijn Parzival als verblijfplaats van Trevrizent beschrijft. Willehalm zou zich hierin terug hebben kunnen trekken, wanneer hij net als Trevrizent de behoefte had om helemaal alleen te zijn.

           De indruk dat Wolfram von Eschenbach persoonlijk ook op deze burcht een tijd doorgebracht moet hebben toen hij als "pelgrim" de decors van de Willehalm-handeling bezocht, wordt sterker. Ook dringt zich hier een verband op tussen zijn Willehalm en zijn Parzival. De beschrijving van Kyots en Maniflots "Weidehûs" (jachthuis) past zo haarfijn op deze locatie dat men de gedachte niet kan onderdrukken dat Wolfram dit gebied als voorbeeld heeft gebruikt om dit ontoegankelijke jachthuis te beschrijven.

          Tegen de achtergrond van dit in elk opzicht opmerkelijk, afgesloten wilde berggebied kan men zich Willehalm nog beter voorstellen dan als nederige monnik die in de brandende bakoven klimt om een nalatigheid bij het broodbakken via een miraculeus verwarmingssysteem  te herstellen. De Kerk hoeft de stichter of beschermheer van een klooster niet minder te eren, als deze in plaats van nederige kloosterdienaar als vorstelijke hertog en leraar, geneesheer en zielzorger door het volk van Gellone en het hele land der Goten als een heilige vereerd is geweest.

          Het is ondenkbaar dat de hoogste voorvechter van Europese cultuur en wetenschap, die tijdens zijn gevangenschap de kans zag om die talen te leren die hem in staat stelde een studie van de overleveringen uit het morgenland te maken, in zijn ouderdom op het niveau van een nog tamelijk primitief monnikdom van het 9de eeuw zou zijn teruggevallen. Hij die in zijn denken de scholastiek reeds vooruit was gelopen en, direct of indirect, door de bemiddeling van zijn vrouw Giburc, Indische, Chaldeïsche, Egyptische en Griekse cultuur in zich had opgenomen en in de praktijk heeft gebracht, zou een slechte beheerder van zijn ontwikkelde talenten geweest zijn, als hij alleen maar de bakoven gestookt of vis gehaald zou hebben, in plaats van het volk te leren hoe men terrassen aanlegt en bewatert, groente teelt, schapen fokt, Roquefort kaas maakt, geneeskruiden aanplant en hoe men de loop der planeten volgt om de maatregelen voor de landbouw en geneeskunde te coördineren met de desbetreffende kwaliteiten and invloeden van de planeten, zoals Wolfram von Eschenbach dat zo trefzeker in zijn werken weet te beschrijven.

          We hebben er al eerder over gesproken dat Wolfram von Eschenbach de burcht boven Saint-Guilhelm-le-Désert als voorbeeld heeft gebruikt voor de beschrijving van het jachthuis van Kyot van Catalonië. We zijn er bovendien van overtuigd dat Wolfram deze burcht in de Parzival niet alleen als voorbeeld neemt, maar ook deze plek zelf beschrijft. Kyots jachthuis (afb. 21) en de plaats waar Willehalm zijn oude dag zal hebben doorgebracht  – daarover zal nog gesproken worden – moeten identiek zijn.

 

 

Afb. 21. " Kyots jachthuis en Willehalms ouderdomszetel moeten identiek zijn."

 

Het eigenlijke bewijs voor de juistheid voor deze identificatie kan slechts gegeven worden in aansluiting op de volledige geografische identiteit van alle schouwplaatsen der Parzival-handeling. Het bewijs kan als geleverd beschouwd worden, wanneer Wolframs aanwijzingen niet alleen plaatselijk, maar ook met betrekking tot de afstanden – van de ene naar de andere locatie – kloppen. Indien alles elkaar wederzijds ondersteunt, mag aangenomen worden dat de historische locaties gevonden zijn. In dit opzicht mogen en moeten we zeer hoge eisen stellen aan de correlatie van alle uitspraken van Wolfram met de geïdentificeerde objecten. Wolframs aanwijzingen zijn altijd kort en bondig. Hij zegt alleen het noodzakelijkste. Dit is soms dermate weinig dat vaak meerdere oorden gevonden kunnen worden waarop het gezegde betrekking heeft. Pas de relatie tussen de mogelijke locaties doet ons dan besluiten wat het gezochte oord is. Als men alleen de plaats op zich beschouwt, kan alles er in detail zo uitzien alsof het klopt. Op die manier heeft men reeds het kasteel Wildenburg in het Duitse Odenwald als graalburcht geïdentificeerd. Maar er zou dan in de omgeving van een te identificeren graalburcht ook de grot van Trevrizent, het kasteel Karchobra, het koninkrijk Lys met het bisdom  Barbigoel en – op een afstand van minder dan 30 kilometer van Munsalvaesche – ook nog Klingsors Schastel Marveil gevonden moeten worden. Indien dit alles niet het geval blijkt te zijn, dan hangt een identificatie van de graalburcht in de lucht, zelfs als ter plekke alles klopt.

          Wij verwachten derhalve – ten opzichte van onze identificaties – kritische beoordelaars. We hopen echter ook dat experts uit hun vakgebieden bijdragen zullen leveren die onze identificaties kunnen ondersteunen.

 

 

St. Guilhelm en omgeving

 

Filologen zullen wellicht reeds hun conclusies trekken uit de vorm en structuur van de namen die Wolfram aan deze plaatsen geeft. Wanneer ze weten welke huidige plaats wij vanuit geografische overwegingen beschouwen als zijnde in overeenstemming met de door Wolfram bedoelde plaats, kunnen onder bepaalde omstandigheden de huidige namen in Wolframs naamgeving nog te herkennen zijn.

          Geografen zullen in staat zijn de huidige topografie van een locatie met de door Wolfram geschetste topografie te vergelijken en beoordelen of een overeenstemming aannemelijk is.

          Historici zullen het minder makkelijk hebben ons gelijk te geven, omdat de belangrijke historische documenten vaak anders luiden dan datgene wat Wolfram als waarheid beschouwt. Alle documenten zijn echter nog niet op waarde geschat. En wanneer men Wolframs aanwijzingen serieus neemt en ze er zelfs bij haalt om de ondoorzichtige geschiedenis op te helderen, kunnen mogelijkerwijs ook tegenstrijdigheden in de historische documenten gevonden worden die door Wolframs aanduidingen in een nieuw licht komen te staan.

          Tevens hopen wij met een nieuwe interpretatie van Wolframs astronomische aanwijzingen de grondslag voor een nieuwe chronologie van de Parzival te leggen, die de astronomen ervan kunnen overtuigen dat deze uit planetenconstellaties afgeleide data tot op de dag precies bepaald kunnen worden. Maar ook met betrekking tot deze astronomische datering zijn vergissingen mogelijk. Een detailbevinding kan schijnbaar zeer eenduidig, maar toch niet helemaal juist zijn. Afhankelijk van waar we het uitgangspunt van een berekening zoeken, zijn verschillende resultaten mogelijk. Een Saturnus-positie alleen kan nog geen eenduidig resultaat boeken. Er zijn bij voorbeeld drie culminaties van Saturnus in de dierenriem; van culminaties van Jupiter zijn er zelfs acht. Culminaties van beide planeten tezamen komen echter maar eens in de 854 jaar voor.

          Sinds het begin van de jaartelling, dwz. de geboorte van Christus, zijn er met betrekking tot deze twee planeten altijd nog drie astronomische data mogelijk. Wolfram geeft echter ook nog de positie van Mars aan en maakt daardoor pas een eenduidige bepaling mogelijk van de dag dat Parzival graalkoning is geworden.

          Als niet andere gegevens over de posities van de planeten met deze berekening eveneens overeenstemmen, wijzen we dus een astronomische bepaling, die met behulp van slechts één enkele aanduiding van Wolfram berekend is, af.

          Het ultieme bewijs van de juistheid van een geografische identificatie, dat ook de leek of de kilste scepticus zou moeten overtuigen, zou evenwel pas verkregen zijn, als door archeologische opgravingen eigenlijke "tastbare bewijsstukken" aan het licht zouden komen. Het bewijs dat ook de chronologie klopt, zou geleverd zijn, wanneer deze "tastbare bewijsstukken" schriftelijke berichten van chroniqueurs blijken te zijn waarin deze chronologie te vinden is.

          We moeten er voorlopig genoegen mee nemen die oorden te zoeken die zich op grond van alle aanduidingen van Wolfram als mogelijke schouwplaatsen aan ons opdringen. We zouden graag aan elke beoordelaar zelf over willen laten of hij vanuit zijn vakgebied een dergelijke identificatie al of niet moet aanvaarden.

          In de huidige fase van het onderzoek reeds een archeologische bevestiging van een identificatie op te eisen, zou nu niet aan de orde zijn.

          We hopen dat dit laatste bewijs eenmaal mogelijk wordt, geloven echter dat ook zonder dit tastbaar bewijs een totale beoordeling mogelijk is over de vraag of de gemaakte identificaties plausibel zijn.

 

 

Saint-Guilhelm

 

* * *


 



[1] Lign aloe: boomsoort waarvan volgens de Parzival brandhout werd gebruikt voor het stoken van de open haarden van het graalkasteel Munsalvaesche.