Samenvatting

 

 

N

a deze vooruitblik op de overgang van de Willehalm naar de Parzival, willen we tot slot van dit eerste boekdeel onze bevindingen samenvatten: Wolframs zegsman voor de Willehalm kan alleen Willehalm zelf gewezen zijn, omdat behalve de historische middeleeuwse Wilhelmus/Willem van Oranje er niemand in staat was een authentiek verslag van de historische veldslag van Alischanz te schrijven. Wolfram ziet ervan af om in de Willehalm een zegsman bij name te noemen. Wolfram noemt echter ook de  Aliscans niet als bron. Hij geeft echter te kennen dat ook Chrétien een Willehalm heeft geschreven, die – dit is kennelijk Wolframs mening – naar dezelfde bron terug te voeren is; dat wil echter zeggen: eveneens naar Kyot-Willehalm.

In Willehalm kan men echter ook Kyot van Catalonië herkennen die na de slag van Alischanz nog in het dagelijkse leven staat en de stad Montpellier sticht.

Toen hij nog Willehalm, Graaf van Oranje en Toulouse was, werd Kyot door de Arabieren gevangengenomen. Hij leert daar Arabisch en studeert de wijsheid der oude beschavingen. In een geschrift van de geleerde Th'âbit ben Karajâ uit Bagdad vindt hij een verwijzing naar de  Perzisch-Chaldeïsche Graaltraditie, die reeds door de heilige drie koningen werd gevolgd. In de Parzival wordt door Kyot de Provençaal gezegd dat hij het Flegetanis-geschrift heeft gevonden.  Beiden – Kyot van Catalonië en Kyot de Provençaal – zijn derhalve één en dezelfde persoon. Na Willehalms ontsnapping uit zijn gevangenschap begeleidt zijn lerares, koningin Arabel, hem naar Oransch waar zij zijn vrouw Giburc wordt. Na Giburcs overlijden vinden we Willehalm als Hertog van Catalonië in Montpellier. Hij is werkzaam als stedenbouwer, cultuuringenieur en Graalzoeker. Hij vindt het Graalgeslacht en brengt een Graaldochter mee naar huis. In de Parzival zoekt Kyot het Graalgeslacht. Van Kyot van Catalonië wordt er in hetzelfde werk gezegd dat hij Schoysiane mee naar huis neemt. Ook hij vond dus het Graalgeslacht. Dit betekent weer dat Wolframs beide Kyots één en dezelfde persoon zijn. Schoysiane sterft bij de geboorte van haar dochter Sigune. Nu trekt zich Willehalm-Kyot terug  naar zijn jachthuis Le Verdus boven Saint-Guilhelm-le-Désert. Van daaruit steunt en helpt hij als Kyot van Catalonië zijn in wereldse posities functionerende verwanten. Hij geeft de opvoeding van zijn dochter Sigune in handen van zijn stiefzuster Herzeloyde in Kanvoleis. (Men mag aannemen dat ook Herzeloyde haar zoon Parzival voor zijn opvoeding doelbewust naar Kyot heeft gestuurd.) Na het overlijden van zijn broer Tampenteire ondersteunt en helpt Kyot diens dochter Condwiramur. Na het huwelijk van zijn nicht Condwiramur met Parzival heeft hij 1⅓ jaar de gelegenheid om ook Parzivals leraar te zijn. Op oude leeftijd begeleidt hij Condwiramur naar Munsalvaesche en keert daarna terug met Parzivals zoon Kardeiz – wiens opvoeding hij ook op zich neemt. Aan het einde van zijn roemrijk leven dicht hij als Wolframs zegsman Kyot de Provençaal drie epen over de belangrijkste gebeurtenissen van zijn leven en draagt deze over aan een mondelinge traditie. Driehonderd vijftig jaar later vertaalt Wolfram von Eschenbach de Franse Kyot-overlevering in het Duits. Wij kennen deze epen-trilogie onder de namen: Willehalm, Parzival en Titurel. De Titurel is een fragment zonder titel dat Wolfram waarschijnlijk met de naam Schionatulander en Sigune betiteld zou hebben. Dit fragment heeft Albrecht von Scharfenbrecht de titel Titurel gegeven.

Wolfram von Eschenbach vereert zijn zegsman en "helfaere" Kyot en draagt diens Oud-Frans origineel verslag van de slag van Alischanz aan ons over in de Middelhoogduitse taal op een kunstzinnig afgeronde wijze. Hetzelfde doet hij ook met Willehalm-Kyots verslag van de Graalgebeurtenissen. Hij baseert zich op Kyot, zijn zegsman, die de best georiënteerde ooggetuige en verslaggever is, omdat diens aandeel aan het tot stand komen van de beschreven gebeurtenissen doorslaggevend was.

Wolfram beschrijft dus ook in de Parzival een stuk familiekroniek van zijn zegsman Kyot die als geen andere chroniqueur in staat was Wolfram tot in alle bijzonderheden erover te informeren (P. 827:6):

 

wie Herzeloyden kint den gral erwarp.              Hoe het kind van Herzeloyde de Graal verwierf.

 

Wolfram schildert in de Willehalm een deel van de "wereldse" activiteiten van zijn zegsman, en hij was ook nog van plan een epos over diens dochter en haar vriend Schionatulander te dichten, die "voor God" – historisch reëel – Kyots schoonzoon was.

          Vanuit deze optiek blijkt dat er een innerlijke consequentie in Wolframs scheppingen is. De trilogie van de epen Willehalm, Parzival en Titurel staat nu in een zinvol verband. Wolfram is niet uit verlegenheid aan een bewerking van de Franse chansons de geste begonnen. Hij heeft een persoonlijke reden om dit thema over te nemen: Willehalm is een deel van de biografie van zijn zegsman Kyot-Willehalm, de Franse schrijver en degene die de Willehalm, Parzival en Titurel overgeleverd heeft.

          De tot nu toe bekende bevindingen van het Wolfram-onderzoek worden door dit nieuwe gezichtspunt niet minder maar meer waard. De Nederlander J.H. Scholte is door middel van filologische overwegingen eveneens tot dezelfde conclusie gekomen dat Kyot de Provençaal en Kyot van Catalonië één en dezelfde persoon zijn.  Hij berichtte daarover in het tijdschrift Neophilologus.[1] Daarenboven zijn de twee Kyots echter ook identiek met Willehalm, de historische Willem van Oranje en Toulouse. Wat vele vorsers uit Wolframs tekst aangevoeld hebben, wordt nu ook met de historisch-geografische identificatiemethode bewezen: Kyot de Provençaal, de "oude rustverstoorder", de grote crux van het hele Wolfram-onderzoek, onthult zich – op basis van de historische aanwijzingen van Wolfram von Eschenbach – als de historische Willehalm-Kyot van Catalonië en bewijst dat Wolframs beroep op zijn bron in overeenstemming is met de waarheid: Kyot is een historische figuur uit de 8ste/9de eeuw en geen literair verzinsel van Wolfram von Eschenbach.

 

Andere vragen moeten in het nieuwe licht ook opnieuw beoordeeld worden. Op die manier gaan er vele onderzoekswegen voor filologen, historici, geografen, archeologen en astronomen open die allemaal op kans van slagen bewandeld kunnen worden, omdat Wolframs epen historische documenten zijn. Historische gebeurtenissen laten sporen achter. Archeologen en historici zouden naar zulke sporen moeten zoeken.

          Met de arbeidshypothese dat Wolframs epen historische documenten zijn, wordt het mogelijk meer te weten te komen over Wolframs Kyot en diens Franse Graalhistorie. Dit alleen zou ons moeten bemoedigen op deze weg door te gaan. Kyot is een sleutelfiguur voor het begrijpen van de Parzival. Elk Parzival-onderzoek leidt naar Kyot-Willehalm. De gedachte dat Willehalm zowel Kyot van Catalonië van de Parzival als Wolframs zegsman voor zijn Willehalm en Titurel moet zijn, kan eigenlijk alleen maar in twijfel worden getrokken,  wanneer Wolfram niet serieus wordt genomen.

          Als Wolfram – zoals hijzelf verzekert – historische feiten beschrijft, die eeuwen vóór zijn leven plaatsgevonden hebben, dan moet hij een zegsman gehad hebben. Er moet een oorspronkelijke verslaggever zijn, een chroniqueur die als eerste de historische feiten ter attentie van het nageslacht beschrijft. In dit geval kan – met betrekking tot de Willehalm – alleen Willehalm zelf deze eerste zegsman zijn. Dat Willehalm-Kyot ook Wolframs zegsman voor de Parzival  en de Titurel kan of moet zijn, ligt dan net zo voor de hand als de conclusie dat ook Chrétiens Perceval op Kyot terug te voeren is. Alleen in die zin is de uitspraak van Wolfram te verstaan (P. 827: 1-4):

 

Ob von Troys meister Christjân                             Als meester Chrétien de Troyes       

disem maere hât unreht getân,                               dit verhaal onrecht heeft gedaan

daz mac wol zürnen Kyôt,                                       kan dat Kyot, die ons het ware verhaal

der unz diu rehten maere enbôt.                            heeft overgeleverd, terecht vertoornen.

 

Ook Chrétien heeft volgens Wolfram zijn kennis aan Kyot te danken en alleen aan deze  Kyot is hij als bewerker van de mondelinge Kyot-traditie verantwoording schuldig.

          Als we zeggen "mondelinge" Kyot-traditie, dan spreken we op een exacte manier over de Thuringia-traditie. Deze was zeker mondeling van aard. Wolfram zegt nooit: Kyot schreip (Kyot schreef). Hij zegt echter: Hij sprak (P. 776:10;827:14) of, hij zong (P. 416:23):

 

er erunge und sprache sô.                                                 zo te spreken en te zingen.

 

In Frankrijk moet de traditie echter al vóór Chrétien schriftelijk vastgelegd zijn geweest, want Philips van Vlaanderen overhandigt Chrétien een "boek" ter bewerking.

 

Wanneer de wetenschap ook maar een fractie van de tot dusver in het Wolfram-onderzoek geïnvesteerde tijd vanuit het gezichtspunt van dit nieuwe – door Wolfram zelf aanbevolen – standpunt gebruikt zal hebben, zullen we belangwekkende inzichten verworven hebben. Wat hier opgetekend werd, kan alleen het allerkleinste begin zijn. Het is immers geheel onmogelijk omwille van een  groot overzicht elk detail die zorgvuldigheid te geven die het verdient. Om deze opvatting te ondersteunen, zij hier – als voorbeeld – minstens een detailkwestie aangeduid:

          Wolfram noemt zijn zegsman op de plek waar hij hem zonder diens eigennaam aangeeft: "de Provençaal".  Daarmee is in de Parzival Kyot de zegsman eenduidig bepaald. Geen tweede eigennaam in de Parzival wordt met de Zuid-Franse provincie "Provence" in direct verband gebracht. Maar ook in de Willehalm treedt een figuur op die – wanneer Wolfram deze zonder eigennaam noemt – eveneens met de Provence in verband wordt gebracht. Deze persoon van de Willehalm wordt echter niet naar het landschapsgebied genoemd, maar beschreven als de vorst van de in de betreffende provincie levende mensen. Deze persoon is Willehalm zelf.

          Willehalm wordt genoemd (Wh. 452:15):

 

                der fürste ûz Provenzâlen lant.                                     De vorst uit het land der Provençalen

 

Andere benamingen van Willehalm zonder eigennaam luiden (Wh. 117:23; 135:17):

 

von Provenze der Markîs                                               De markies uit de Provence

 

en (Wh. 439:30):

 

der Provenzâle fürste.                                                     De vorst der Provençalen.

 

Willehalm, de zegsman voor de Willehalm,  wordt dus ook zoals Kyot, de zegsman voor de Parzival "Provenzâl" of toch ook "Vorst der Provençalen" genoemd, zodat de overgang van Willehalm de Provençaal naar Kyot de Provençaal net zo voorgetekend is als de overgang van Gui-Guilhot naar Kyot.

          Guilhot-Willehalm ûz Provenzâlen lant zou, dus ook naar zijn land van herkomst, te herkennen zijn als: WillehalmKyot de Provençaal.

 

* * *


 



[1] J. H. Scholte, Neophilologus nr 33, Amsterdam 1949, blz. 23-36.