Ten geleide bij de
eerste Nederlandse uitgave
H |
et werk Willem van Oranje, Parzival en de Graal van
de Zwitserse graalvorser Werner Greub, waarvan U deel I "
Daarna
werden er regelmatig vanuit het
Het volledige
graalonderzoek van Werner Greub bestaat dus uit een drieluik, waarvan echter
alleen het eerste deel werd uitgegeven als onderzoeksresultaat door het Goetheanum,
Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap, het centrum van de Algemene
Anthroposofische Vereniging in Dornach, Zwitserland in 1974. De toenmalige
voorzitter van deze Vereniging Rudolf Grosse schreef hiervoor het hierop
volgende Ten geleide, waarin hij opriep tot een diepgaande
wetenschappelijke discussie over Werner Greubs onderzoeksverslag. Hoewel de
publicatie van de twee volgende delen van Greubs Graaltrilogie reeds in het
eerste deel werd aangekondigd, zijn deze echt nooit door het Goetheanum als
zodanig uitgebracht – een breed aangelegd wetenschappelijk debat werd daardoor
in de kiem gesmoord. Dit was hoogst
waarschijnlijk vooral te wijten aan een negatieve, zelfs vernietigende
bespreking van het eerste boek door de (inmiddels overleden) Duitse
anthroposofische historicus en schrijver Christoph Lindenberg. Op de
dramatische achtergrond van deze gang van zaken zal iets nader ingegaan worden
bij de uitgave van het twee deel van de Nederlandse vertaling onder de titel Parzival,
dat hopelijk in 2004 (update: wordt 2005) zal verschijnen. Lezers die zich nu
al in deze materie en verwante zaken willen verdiepen, verwijs ik naar mijn
uitgebreide inleidingen op de complete Engelse vertaling van Werner Greubs boek
HOW THE GRAIL SITES WERE FOUND – WOLFRAM VON ESCHENBACH
AND THE REALITY OF THE GRAIL, dat verkrijgbaar is via het Instituut en de boekhandel. In de appendices van
deze Engelse vertaling zijn ook delen over Wolframs Graalsymbool "lapsit
excillis" uit het derde boek van Werner Greubs Graaltrilogie FROM GRAIL CHRISTIANITY TO RUDOLF STEINERS ANTHROPOSOPHY te lezen alsmede de tekst The Arlesheim
Hermitage as Grail Landscape
van een door het plaatselijke museum Trotte van de gemeente Arlesheim bij
Bazel, Zwitserland in 1985 georganiseerde tentoonstelling, waarbij schrijver
dezes als publicist en gids met Werner Greub samengewerkt heeft. In dit
aanhangsel is ook een systematische weerlegging van de bovengenoemde
vernietigende bespreking
van Lindenberg te vinden alsmede
een biografische
schets van Werner Greub, die op
30 november 1909 in Lotzwil bij Langenthal, Oberaargau in het Zwitserse Kanton
Bern geboren werd en op 12 mei 1997 in Heidelberg, Duitsland overleden is.
Verdere achtergrondmateriaal valt te lezen in het orgaan Schouwplaats
van het
Het moge inmiddels duidelijk geworden zijn dat de
opzienbarende stelling dat de als heilige vereerde Willem van Oranje de bron van het verhaal van Parzival is, niet
voor het eerst hier te lande wordt geponeerd. Toch is deze stelling, die sinds
1988 herhaaldelijk op verschillende manieren en plaatsen naar voren is gebracht
nauwelijks tot het grote publiek doorgedrongen en velen die dit voor het eerst
lezen of horen zullen zich dus verbluft afvragen wat in hemelsnaam Willem van
Oranje met Parzival te maken heeft en of de aanvoerder van deze wonderbaarlijke
stelling wel bij zinnen is. Verder men kan zich afvragen of het wel juist is om
deze in Nederland als Willem van Oringen bekende Frankische Guillaume d'Orange
onder de naam Willem van Oranje ten tonele te voeren en of daardoor niet de
aandacht van onze "echte" Willem van Oranje, Willem de Zwijger wordt
afgeleid.
Welnu, dat
ook de stichter van het Oranjehuis reeds veel eerder hier te lande Willem van
Oranje werd genoemd, bewijst het boek De Legende van Willem van Oranje,
uitgegeven door Servire in De Haag (zonder datum, maar zo te zien meer dan 50
jaar oud). Dit boek wordt gepresenteerd als een "nieuwe vertaling"
van de hand van Paul Tuffrau en is een bewerking van de middeleeuwse zogenoemde
Franse chansons de geste oftewel heldenzangen, die Werner Greub in de hier
volgende bladzijden nog vaker ter sprake zal brengen. De verhalen in deze Legende
zijn ontleend aan de volgende chansons de geste: De Kroning van Lodewijk, De
Verovering van Oranje, De Gelofte van Vivien, Aliscans en Het
Willemsklooster. Tuffrau begint zijn inleidend woord (in de oude spelling)
als volgt:
Ziet hier een
legende die het oude Frankrijk der XIIe eeuw hartstochtelijk heeft lief gehad
en ten overvloede bezongen heeft.
De glorie van
een reeks van heldendaden, even vermaard als die waarvan de heldenzangen uit
den tijd van Karel de Grote gewagen, straalde van deze zangen uit: want
evenzeer als Karel de Grote een groot keizer was, zoo was Willem van Oranje een
groot baron. Niet alleen de feudale deugden en de toekomst van een natie waren
in zijn persoonlijkheid vereenigd; zelfs is de toekomst van heel de
Christenheid op het spel geweest bij de ramp van Aliscans, die van veel meer zinnebeeldige
betekenis was dan de nederlaag van Roncevaux.
Deze uit
Frankrijk afkomstige gedichten vonden in den vreemde een geestdriftig onthaal:
in Italië gaven zij aanleiding tot de samenstelling van de
"Nerbonesi", in Duitsland tot die van Wolfram von Eschenbach [de "
Tuffrau geeft dan zijn vertaling weer van een
toelichting op een schilderstuk van Ch. I. Odevaere, "voorstellende de
kroning van Wilhelmus als prins en opperheerscher van Oranje," een doek
dat volgens mijn speurtocht van een aantal jaren geleden zich overigens in de
kelder van het Musée des Beaux Arts bevindt, alwaar het – in ieder geval voor
mij toen – niet te bezichtigen was. Het bijschrift was gedateerd Brussel 1824
en luidde:
Charlemagne
was de beschermer der kleine staten die uit gedeelten van de voormalige Romeinsche
gewesten hun bestaan verkregen hadden, en Hij zelve rigtede er eenige op waar
onder het prinsdom waarvan Wilhelmus met den Hoorn het hoofd was. Door
de dapperheid van dezen beroemden veldheer kreeg het Prinsdom van Oranje zijn
opkomst bijna te gelijker tijd dat Charlemagne, die in de daad reeds keizer van
het nieuwe Westelijke keizerrijk was, den titel en den kroon daarvan van den
Paus Leo III en van het Romeinsche volk bekwam." Volgens dit bijschrift
was Wilhelmus met den Hoorn in 752 geboren en had dus den leeftijd van
41 jaren bereikt bij zijn kroning in 793. Hij trouwde de eerste maal met
Prinses Gunebunde, van een onbekend gebleven stamhuis, en daarna met Guitborge
of Guibor, dochter van een Moorschen koning, die zich bevond onder de vijanden
die in Oranje gevangen genomen worden. Zij liet zich tot het christendom
bekeeren en Wilhelmus maakte haar tot zijn vrouw. Hij overleed in 808.
De la Pise, seigneur de Mancoil, historien de la Maison d'Orange schrijft in 1640:
"Charlemagne adjuste aux dignités de Guillaume, que sa vertu lui avait
auparavant acquises, celle de Prince d'Orange, en 793, date remarquable de la
naissaince de la pricipauté."
De biografische schets die hier van Willem van
Oranje wordt gegeven is grotendeels gebaseerd op deze Franse chansons de geste,
die volgens de huidige opvattingen ook nog als bron voor de
Wat
nu het andere bezwaar betreft: Onze "Vader des Vaderlands" verliest
zeker zijn historische waarde niet door nu – terwijl Nederland zich meer en
meer op Europa in plaats van de overzeese gebieden begint te richten en zich moet
gaan bezinnen op haar eigen plaats in het "nieuwe Europa" – ook de
vroegere naamgenoot van Wilhelmus de Zwijger voor de geest te halen.
Integendeel, we kregen er een andere Willem van Oranje bij in een volstrekt
nieuwe en nauwelijks te geloven gedaante. Immers, deze allereerste Willem van
Oranje is waarlijk een tot de gehele Europese verbeelding sprekende held, die
niet alleen als opperbevelhebber van het Karolingische leger aan de gevoelige
zuidgrens van het Rijk destijds Europa bevrijdde van het gevaar door de Moren
overrompeld en bezet te worden, maar – als we Werner Greub mogen geloven – als
spiritus rector, met de hulp van zijn Arabische vrouw Arabel, de drijvende
kracht achter het hele graalgebeuren van de 9de eeuw was. Hij
bereidde dit gebeuren op tweevoudige wijze voor: ten eerste zorgde hij door
zijn militaire overwinningen ervoor dat Europa vrije christelijke grond bleef,
en ten tweede zocht en vond hij het graalgeslacht en bracht hen, met name
Parzival, tot bewustzijn, dat er een nieuwe
en doorslaggevende impuls aan de mensheidsontwikkeling stond te gebeuren
onder de herhaling van de sterrenconstellatie van Bethlehem: het nieuwe
graalkoningschap en daarmee ook een nieuw graalridderschap van het woord. In
wezen waren beide Wilhelmussen graalridders. Dit heeft Max Stibbe in zijn voor
het eerst in 1935 verschenen werk Zwanenridder en Vliegende Hollander
goed gezien en verwoord. In het hoofdstuk "Wilhelmus de Zwijger"
schrijft hij (op blz.184):
Door zijn
verdraagzaamheid stak Oranje ver uit boven zijn tijdgenoten. Hij toonde
hierdoor de geestelijke band met zijn naamgenoot, den Paladijn van Karel de
Grote. De eerste Willem van Oranje was in staat tot edelmoedigheid tegenover de
Arabieren, hoewel hij hun grootste vijand en bestrijder was; in hem leefde het
diepste van het christendom: de liefde, die in staat is het kwade te veranderen
in iets goeds, die als een stralende zon werkt en de drager ervan maakt tot een
middelpunt waartoe ieder zich aangetrokken voelt. Zoo huwde Willem van Oranje
met een Arabische vrouw, die door hem tot het christendom overging; zo ontdekte
hij de goede vermogens van den keukenjongen Rennewart, zoo schonk hij de
gevangen Moorenkoningen de vrijheid. Een innerlijk christendom, dat in die tijd
vertegenwoordigd wordt door de Graalridders leeft in Willem van Oranje; hij
heeft alle kenmerken van den Graalridder: verdraagzaamheid, strijd tegen het
kwaad dat vooral verpersoonlijkt werd door de Arabieren, innerlijke liefde en
daardoor begrip voor andere mensen, strijd tegen het kwade, in de zin dat het
kwade gezien moet worden als datgene, wat de normale ontwikkeling tegenhoudt,
Spanje. Een late Graalridder zou men hem kunnen noemen.
In het nawoord van deze publicatie zal een
korte vooruitblik worden gegeven op de inhoud van het tweede deel Parzival
van deze Nederlandse vertaling aan de hand van o.m. het wapen van de
graalridder Wolfram von Eschenbach. Tevens zal er een poging gewaagd worden de
actuele betekenis van het nieuwe koningschap af te schilderen dat Parzival in
de geschiedenis van de moderne mensheid inluidde, om daarmee de in het
persbericht van de boekpresentatie aangekondigde belofte waar te maken,
namelijk dat "deze presentatie in het kader staat van het door Parzival
ingeluide moderne koningschap en de 'nieuwe koninklijke kunst' waarin een
gouden middenweg aangeduid zal worden tussen enerzijds afschaffing en
anderzijds instandhouding van het koningschap." Na dit voorwoord werd de
beroemde proloog tot de
Rest mij nog de taak om jegens enkele
familieleden, vrienden en vriendinnen mijn hartelijke dank uit te spreken voor
hun moeite en hulp in het tot stand komen, dan wel voor het bekend maken van
deze boekpresentatie. Dit zijn: Willem Frederik Veltman voor zijn spontane
bereidheid om de proloog van de
Verder
ben ik Peter van Heyst erkentelijk voor zijn als altijd hartelijke
ondersteuning; ook dank ik mijn broer Johannes, die het op zich nam een aantal
kleurenposters en brochures in Amsterdam te verspreiden, Mees Meeussen en
Stephan Vollenberg die hetzelfde in Den Haag, c.q. Utrecht en omgeving hebben
gedaan, en Slobodan Mitric die bereid was de boekpresentatie op video vast te
leggen. Uiteraard geldt mijn dank ook de mensen van de Oude Kerk Stichting en
de overige personen en stichtingen, die bij deze boekpresentatie op de ene of
andere manier behulpzaam dan wel betrokken zijn geweest, zoals bij voorbeeld de
Tot
slot wil ik Dhr. Joseph Morel van de uitgeverij Philosophisch-Anthroposophischer
Verlag am Goetheanum in Dornach danken voor het toekennen van de
Nederlandse vertaal- en uitgeefrechten van dit boek aan de Uitgeverij Willehalm
Instituut. Het is nu aan U, waarde lezer om te beoordelen of deze rechten in
goede handen zijn gekomen; voor opbouwende kritiek houd ik me warm aanbevolen.
Robert Jan Kelder,
Amsterdam, 20 januari, 2002
* Hier te lande werd deze Willem van Oranje bekend, zoals
reeds aangeduid, onder de naam Willem van Oringen. Zie Middelnederlandse
Epische Fragmenten door Dr. G. Kalf, Leiden – A.W. Slijthoff, 1881.