Willehalm Instituut Nieuws
Vol. 1, nr.
3
Amsterdam, 14 mei
1996
Betreft: Voortzetting van het Willehalm Instituut Nieuws van 11 mei 1996 i.v.m.
het voorstel “Tekst en uitleg” aan de komende jaarvergadering en de
rectificatie; de verklaring van Jos Hendriks en een open vraag aan Ron
Dunselman. Verdere aankondiging van “Schoon schip maken”
Eergisteren bereikte ons, aangekondigd door een kort
telefoongesprek, een lange fax van De
heer Jos Hendriks waaronder een kopie van een brief d.d. 12 mei aan Leo van
Egeraat, een kant en klare verklaring die ons voorstel “Tekst en uitleg”
betreft, en een brief d.d. 9 mei in dit verband van secretaris Roel Munniks.
Hierop wil ik, namens mijzelf en M. v/d Tak die een week op vakantie gaat,
ingaan en daarna de reeds in het Willehalm Instituut Nieuws (WIN) van 10 mei
jl.[1]
in uitzicht gesteld vraag aan Ron Dunselman met betrekking tot het realiseren
van de ‘principes’ als bestuurstaak preciseren.
Wij waarderen de moeite die de
heer Jos Hendriks zich getroost heeft om, net als wij en anderen, te trachten
de gaten van het lekke Verenigingsschip te dichten, het 72 jaar oude schip
schoon te maken en naar een veiliger haven aan te koersen. Ook zijn wij dankbaar voor het
vertrouwen dat J. Hendriks, in zijn brief van 12 mei aan Leo van Egeraat,
zonder meer in ons stelt om het belang van zijn verklaring in te zien, maar de
mening daarin dat de behandeling van ons voorstel (punt 9) niet op het agenda
van de komende jaarvergadering moet worden geplaatst, komt eerlijk gezegd een
beetje over als mosterd na de maaltijd. Dit punt staat immers al op de agenda;
bovendien schijnt de inhoud van het laatste WIN, in het bijzonder de
concept-rectificatie, dat ook J. Hendriks op 11 mei toegefaxt werd, niet goed
gelezen of begrepen te zijn. Daarin hebben wij namelijk gesteld dat het in
wezen gaat om de erkenning van de Algemene Ledenvergadering van de noodzaak om
tot een rectificatie van de ingeburgerde publieke vooringenomenheid te komen
dat Rudolf Steiner, zonder een eerlijk publiekelijk kenproces van waarheidsvinding, schuldig is
aan het maken van racistische uitspraken en dat de Anthroposofische Vereniging
in haar geheel, dus zowel bestuur als leden, nota bene naar eigen zeggen, zich
uitdrukkelijk van een zogenaamde rassenleer bij Rudolf Steiner gedistantieerd
zou hebben.Verder stelden wij dat om tot deze erkenning te komen het o.m. nodig
is om in te zien dat het advies van de werkgroep communicatie aan het bestuur
(zoals wij dat indirect vernomen hebben[2]) om geen rectificatie te
plaatsen totdat de onderzoeksresultaten van de werkgroepen op de gebieden van
“anthroposofie en racisme” en “communicatie” rond is, hier eigenlijk niet van
toepassing is, omdat in “tekst en uitleg” en veelmeer nog in de voorgestelde
“rectificatie” (zie aanhangsel) inhoudelijke oordelen over de vraag “racisme
bij Rudolf Steiner of niet”, stringent vermeden worden. Er wordt hier slechts
naar gestreefd de publieke opinie te
informeren dat hierover door de Anthroposofische Vereniging, resp. de
werkgroepen nog geen gefundeerd oordeel is geveld. Er spelen hier dus twee dingen: de erkenning van de strekking van “tekst en uitleg” en
indien dit gebeurt de bekendmaking
daarvan door middel van een tekst zoals “rectificatie” via een advertentie in
de vier landelijke dagbladen. Dit alles heeft natuurlijk zijn tijd nodig, en
daarom hebben wij in WIN 2 voorgesteld dat als die tijd er niet komt, die dan
door verlenging of een extra ledenvergadering gemaakt moet worden. Dat het
voorstel zoals het er nu voorligt en begrepen wordt niet gereed is om in
stemming te worden gebracht is ons
duidelijk, maar dat is voor ons helemaal geen reden om - zoals de verklaring
van ons verlangt - het als zodanig niet op de agenda te zetten, d.w.z. het
terug te trekken. Het is aan ons als indieners van het voorstel het belangrijke
moment te bepalen, tenzij natuurlijk de Algemene Ledenvergadering door een punt
van orde het tijdstip anders bepaalt,
wanneer de zaak na rijp beraad in stemming kan worden gebracht. Vanwege
deze en andere overwegingen[3] kunnen wij de betreffende
verklaring, zoals die nu geformuleerd is, dus niet onderschrijven, wel als die
in de zin van het bovenstaande en het WIN 2 gewijzigd zou worden. (Over de
depolitisering door spiritualisering, veredeling van het verguisde, maar in
essentie dynamische motie-wezen, een onderdeel van de Koninklijke Kunst, valt
vanuit de sociale organica, die wij door onze Willehalm Instituut werkzaamheden binnen het hoogste orgaan van
de Anthroposofische Vereniging in het leven willen roepen, natuurlijk veel meer
te zeggen en nog veel meer te doen; wij verwijzen naar “Schoon schip maken”,
het op 18 mei verschijnende tweede nummer van de “Mededelingen van het
Willehalm Instituut”, en naar onze studie-uitgaven (werkvertalingen) van
Herbert Witzenmann, met name “Vormgeven of beheren, Rudolf Steiners
beschavingsprincipe en de opgave van de Anthroposofische Vereniging” en “De
principes van de Algemene Anthroposofische Maatschappij (Vereniging)”.
Dit
brengt ons naar het tweede deel van deze nieuwsbrief, een vraag die weliswaar
aan Ron Dunselman, als de nieuwe door het bestuur beoogde voorzitter, is
gericht, maar toch ook ieder lid aangaat omdat het de levensgrondslag van de
Vereniging betreft, namelijk de vraag: geldt datgene nog wat Rudolf Steiner op
27 december 1923 als de taakomschrijving van het (centrale) bestuur aangaf: het
realiseren van de ‘principes’? Ja, gelden de door Rudolf Steiner aan ons
toevertrouwde ‘principes’ überhaupt nog als onze sociaal-organische grondwet,
of zijn ze, zoals bij de laatste jaarvergadering in Dornach door een zekere
Zwitserse heer Hagnauer[4] beweerd werd en door het
bestuur niet rechtgezet of overzien, slechts overblijfsels van een romeins
rechtsgevoel omdat het zogenaamde statuten of ‘principes’ zijn? Als ze volgens
hem nog gelden, voldoet dan een lippenbekentenis daartoe, of moeten ze dan niet
in de praktijk van het leven worden gebracht? En zo ja, hoe, waar en met wie
gedenkt de nieuwe voorzitter de ‘principes’ in grote lijnen dan te
verwezenlijken, met name inzake een algehele revisie van de statuten?[5] Ziedaar de centrale
kwesties die ik bij deze aan Ron Dunselman wil stellen, en waarvan ik hoop dat
ze op 25 mei een bevredigend antwoord zullen krijgen. - Voor de rest verwijs ik
naar “Schoon schip maken”, waarin ik hoop aan te tonen dat deze schoonmaak met
het geestlevende water van de ‘principes’ kan en moet gebeuren, de ‘principes’ vormen immers de bron van de
Anthroposofische Vereniging voor het verzorgen van de anthroposofische
beweging. (RJK)
Noot: Dit inmiddels derde nummer van het
Willehalm Instituut Nieuws zal aan belangstellende en belanghebbende
(bestuurs)leden van de Anthroposofische Vereniging in Nederland en vrienden van
het Willehalm Instituut kostenloos worden gestuurd of gefaxt. Als men er prijs
op steld dit te ontvangen en in de toekomst verdere nummers wil ontvangen, en
bovendien willens is er iets voor (op
het gironummer van Winst,of anders) terug te storten, dan zijn wij bij voorbaat
daarvoor zeer dankbaar; onze schatkist is namelijk nagenoeg leeg. Ook voor de
speciale editie “Schoon schip maken” is de financiering nog lang niet rond. Het
is de bedoeling dat WIN zich langzaam maar zeker ontwikkeld naar een regelmatig
verschijnend orgaan voor de bevordering en verwezenlijking van de
doelstellingen van het in 1985 in Arlesheim, Zwitserland opgerichte Willehalm
Instituut: anthroposofie als graalonderzoek, koninklijke kunst en sociale
organica. Dit wordt echter zeer breed gevat; het gaat ons echter niet om de
anthroposofie te vermaatschappelijken, maar eerder omgekeerd namelijk om de
maatschappij te vermenselijken, ‘anthroposofiseren’ zou je bijna kunnen zeggen.
Ook staan wij natuurlijk open voor ideële bijdragen en verwelkomen wij
aanvragen voor eventuele medewerking aan de verdere opbouw van het Instituut in
personele, juridische en financiële zin.
Het
volgende nummer van WIN hopen wij op 28 mei, de sterfdag van Sint Willehalm,
uit te brengen met een nieuwsbericht en beschouwing over de Algemene
Ledenvergadering van 24 en 25 mei en andere relevante bijeenkomsten, zoals de
evaluatie-bijeenkomst en de studiedag over Zeylmanns ‘Omstul-pingsgedachte’,
beide op 18 mei op de Reehorst.
[1] Het Willehalm
Instituut Nieuws (WIN) van 10 mei,
1996 was het vervolg van WIN 1 van 9
april waarin de 3e speciale uitgave van een nieuw Duitstalig tijdschrift
“Schauplatz Goetheanum” op de bijeenkomst van uitgevers en redacties van 11 mei
op de Hogeschool voor Opvoedkunde in Zeist (zie “Mededelingen van de AViN van
april 1996) werd aangekondigd. Deze speciale uitgave met een bericht en
kritische beschouwing over de laatste jaarvergadering van de AAG in Dornach kon
helaas door andere dringende werkzaamheden i.v.m. ons voorstel “Tekst en uitleg”
niet waargemaakt worden en zal in het najaar plaatsvinden. In plaats daarvan
werd op die inmiddels plaatsgevonden uitgeversbijeenkomst gepoogd iets te
vertellen over de ontstaansgeschiedenis en doelstelling van het Willehalm
Instituut als uitgeverij en werd tevens “Schoon schip maken”, de speciale
editie van de op 18 mei verschijnende “Mededelingen van het Willehalm Instituut
voor Anthroposofie als Graalwetenschap, Koninklijke Kunst en Sociale Organica”
i.v.m. de komende jaarvergadering op 24/25 mei aangekondigd. Zie ook de noot
achteraf over de bedoeling van WIN.
[2]Dit werd op een
recente bijeenkomst van de Verenigingskring in Driebergen, waarin ik tot nu toe
als ‘huisnotulist’ heb gefungeerd, vermeld. Op de bovengenoemde bijeenkomst van
de communicatie werkgroep in Zeist heb ik geprobeerd de geldigheid van dit advies
ter discussie te stellen, maar het werd door voorzitter M. van den Hoogenband,
in het dagelijkse leven directeur van Weleda in Zoetermeer, als niet ter zake
doende onder de tafel geveegd. Hoewel het toch een hoog actueel media-vraagstuk
is, werd het verder helemaal niet
besproken. Mijn verzoeken om het sociaal-organische uitgeefbeleid van de
‘principes’ i.v.m. de noodzakelijk dubbele vormgeving aan de “Mededelingen” als
een binnen- én buitenblad aan te tonen, werden door een typische soort
beheersmentaliteit en hokjesgeest die daar ten deel heerste, niet gehonoreerd.
Een jonge dame uit Amsterdam van het tijdschrift “Interesse” scheen evenmin
interesse in mijn betoog te hebben en interrumpeerde met de opmerking dat het
versnipperd was. Wel karakteriseerde zij
zichzelf later in het gesprek door met een zekere genoegdoening te zeggen dat
ze eigenlijk zelf naïef en niet kritisch was. Ook daar schijnt men voorlopig
nog in plaats van met het wiel te gaan draaien het eerst weer uit te willen
vinden. Dit mag natuurlijk, maar waarom dan binnen de Anthroposofische
Vereniging blijven? Dekt de vlag dan nog wel de lading?
[3] De prijsopgave
van de “rectificatie” is niet onbelangrijk, maar toch secondair; deze schommelt
overigens rond de ƒ10.000, niet veel
vergeleken bij de reserves die wij als vereniging in huis hebben. Wat is het
zuiveren van het besmeurde imago van Rudolf Steiner en de Anthroposofische
Vereniging in Nederland ons waard?
[4]Op zijn
nominalistische argumentatie ga ik in in “Schoon schip maken”; uitgebreid zal
ik er op terugkomen in “Schauplatz Goetheanum”
[5]Ik verwijs Ron
Dunselman en andere eventueel belangstellenden naar mijn vanuit de sociale
organica geschreven discussiestuk “Inzake een algehele revisie van de statuten
- enkele eerste reacties op het concept d.d. 1.2. 1996 ter wijziging van
statuten en huishoudelijk reglement van de Anthroposofische Vereniging in
Nederland” van zo’n 6 A-4tjes, dat ik op
de statuten-bijeenkomst op de Reehorst van 10 februari jl. aan alle 30
deelnemers heb uitgedeeld; ook voorzover ik mij kan herinneren aan Pim Blomaard
die er echter in zijn artikel “Statuten - hoe principieel moet je wezen?” over
deze bijeenkomst in de “Mededelingen” van april 1996 geheel niet op in is
gegaan. Een exemplaar van dit stuk is waarschijnlijk nog wel op het
secretariaat of bij de Mededelingen-redactie voorhanden; het kan ook bij Winst
opgevraagd worden.