Willehalm Nieuws
Voor leden
van de Anthroposofische Vereniging
en allen die
met haar lot meeleven
Voorlichter van de Anthroposofische Vereniging ontzegt
schrijver en uitgever van het Willehalm Instituut Nieuws en vier andere actieve
leden van de Vereniging toegang tot de media-presentatie van het interimsrapport
van de Van Baarda Commissie ‘Anthroposofie en het vraagstuk van de rassen’ in
het perscentrum Nieuwspoort in Den Haag. Na een stevige woordwisseling, waarin
de leden tevergeefs een beroep doen op hun recht aan alle door de
Anthroposofische Vereniging georganiseerde bijeenkomsten deel te nemen, voldoen
zij onder protest aan de sommering van de voorlichter om het gebouw
onmiddellijk te verlaten. De media-presentatie zelf verliep zonder verdere
noemenswaardige incidenten.
Toen uw
verslaggever, samen met een journalist van het tijdschrift Jonas iets na half elf in het perscentrum Nieuwspoort aankwamen, werden ze onmiddellijk geconfronteerd door
de voorlichter G. Kerkvliet die resoluut stelde dat de persconferentie een
gesloten bijeenkomst was. Op de vraag van uw verslaggever of de
media-presentatie door de Anthroposofische Vereniging was georganiseerd, antwoordde
de voorlichter ja. Daarop beriep uw reporter zich op paragraaf 6 van de
‘principes’ van de algemene Anthroposofische Vereniging: “Ieder lid van de
Anthroposofische Vereniging heeft het recht door haar georganiseerde voordrachten,
overige manifestaties en vergaderingen, onder de door het bestuur bekend te
maken voorwaarden deel te nemen.” [1]
De voorlichter deed echter alsof dit hem niets kon schelen: “Deze bijeenkomst
is ook door de Bond van Vrije Scholen georganiseerd”, bracht hij in, alsof
daardoor de rechten van de leden van de Anthroposofische Vereniging
gecompromitteerd zouden zijn, “en u bent niet van de pers!“. Ook de verzekering
van uw verslaggever dat hij van het Willehalm
Instituut Nieuws was, zette geen zoden aan de dijk. “Wat is uw rechtsgrond
om mij uit dit gebouw te verwijderen”, was de volgende vraag. De voorlichter
zei op z’n goed Hollands dat hij het nu wel spuugzat was en dat er ook andere
manieren waren om zijn zin te krijgen. Uw verslaggever koos eieren voor zijn
geld en verliet het gebouw met de opmerking dat hij zich in deze zaak zou gaan
verdiepen. “Ja, gaat u het maar studeren”, was het laatste troostende woord van
de voorlichter. Buiten trof uw verslaggever de net aankomende vier andere leden
en ongeveer hetzelfde onsmakelijke tafereel herhaalde zich.
Tijdens een laatste poging iets later om de precieze
rechtsgrond te achterhalen voor deze achterbakse manier van doen aan de kant
van de voorlichter, kreeg uw verslaggever met het bestuurslid Paul Wormer te
maken. Deze toonde weinig begrip voor ons beroep op de ‘principes’. “Stapt u
maar naar de rechter”, was zijn gratis advies, “en schrijf een brief naar het
Bestuur.”
Voorlopig commentaar: Weer heeft het bestuur, resp. de
voorlichter de ‘principes’ van de Anthroposofische Vereniging, bewust of
onbewust, aan zijn laarzen gelapt. Dit is opmerkelijk, omdat de enige taak die
het Bestuur van welke Anthroposofische Vereniging dan ook heeft, bestaat in het
realiseren van deze ‘principes’[2]
die een nieuw beschavingsprincipe belichamen, namelijk de sociale organica.[3]
Als het echter uitkomt, zoals verleden zaterdag op de buitengewone algemene
ledenvergadering, wordt door het Bestuur het woord openbaarheid in de mond
genomen, dialoog met de samenleving, vermaatschappelijking van de
anthroposofie. ‘Woorden, woorden, woorden’ zoals Hamlet al zei.
De eigenlijke bevindingen en conclusies van het rapport,
waarvan op het zes uur NOS journaal werd gemeld “Rudolf Steiner was geen
racist, hij wist niet beter (sic)” zullen in volgende WIN-nummers
immanent-kritisch worden onderzocht.
Robert Jan Kelder
[1] Tijdens de
bespreking van deze paragraaf op de Kerstbijeenkomst 1923 in Dornach,
Zwitserland ter heroprichting van de Anthroposofische Vereniging, zei Rudolf
Steiner dat het bij de genoemde voorwaarden slechts ging om randvoorwaarden,
zoals toegangsprijzen etc. (Zie GA 260, blz. 137) De statuten van de Anthroposofische Vereniging in Nederland,
waarvan de statuten niet in strijd mogen zijn
met de ‘principes’, zijn minder duidelijk in dit opzicht. Artikel 7, lid 3 zegt: “De leden hebben het
recht om, al dan niet tegen betaling van een vergoeding, aan de activiteiten
van de vereniging deel te nemen en gebruik te maken van de eigendommen van de
vereniging.”
[2] Tijdens de
Kerstbijeenkomst 1923 stelde Rudolf Steiner dat het de taak van het centrale
bestuur was domweg de toen nog statuten genoemde ‘principes’ te realiseren. “En
daarmee is een grote vrijheid gegeven, want men heeft de ‘principes’ en kan
daaruit een volledig beeld verkrijgen wat het bestuur ooit zal doen.” (GA 260, blz. 101) Er is weliswaar hier
sprake van het ‘centrale’ bestuur in Dornach, toch geldt deze taak voor alle
besturen, daar deze statuten dienen te realiseren die in overeenstemming zijn
met de statuten van de Kerstbijeenkomst.
[3] Zie
hierover de volgende werkvertalingen van het Willehalm Instituut van de
filosoof/anthroposoof Herbert Witzenmann (1906-1988), De Principes van de Anthroposofische Vereniging als levensgrondslag en
scholingsweg, Beschaving en
bescherming en Vormgeven of beheren /
Rudolf Steiner sociale organica – Een nieuw beschavingsprincipe.