Willehalm Nieuws

Voor leden van de Anthroposofische Vereniging

en allen die met haar lot meeleven 

 

Nr. 10 / 4 februari 1998                          ISSN: 1385-3619                       Richtprijs ƒ1,00

 

Voorlichter van de Anthroposofische Vereniging ontzegt schrijver en uitgever van het Willehalm Instituut Nieuws en vier andere actieve leden van de Vereniging toegang tot de media-presentatie van het interimsrapport van de Van Baarda Commissie ‘Anthroposofie en het vraagstuk van de rassen’ in het perscentrum Nieuwspoort in Den Haag. Na een stevige woordwisseling, waarin de leden tevergeefs een beroep doen op hun recht aan alle door de Anthroposofische Vereniging georganiseerde bijeenkomsten deel te nemen, voldoen zij onder protest aan de sommering van de voorlichter om het gebouw onmiddellijk te verlaten. De media-presentatie zelf verliep zonder verdere noemenswaardige incidenten.

 


Toen uw verslaggever, samen met een journalist van het tijdschrift Jonas iets na half elf in het perscentrum Nieuwspoort aankwamen, werden ze onmiddellijk geconfronteerd door de voorlichter G. Kerkvliet die resoluut stelde dat de persconferentie een gesloten bijeenkomst was. Op de vraag van uw verslaggever of de media-presentatie door de Anthroposofische Vereniging was georganiseerd, antwoordde de voorlichter ja. Daarop beriep uw reporter zich op paragraaf 6 van de ‘principes’ van de algemene Anthroposofische Vereniging: “Ieder lid van de Anthroposofische Vereniging heeft het recht door haar georganiseerde voordrachten, overige manifestaties en vergaderingen, onder de door het bestuur bekend te maken voorwaarden deel te nemen.” [1] De voorlichter deed echter alsof dit hem niets kon schelen: “Deze bijeenkomst is ook door de Bond van Vrije Scholen georganiseerd”, bracht hij in, alsof daardoor de rechten van de leden van de Anthroposofische Vereniging gecompromitteerd zouden zijn, “en u bent niet van de pers!“. Ook de verzekering van uw verslaggever dat hij van het Willehalm Instituut Nieuws was, zette geen zoden aan de dijk. “Wat is uw rechtsgrond om mij uit dit gebouw te verwijderen”, was de volgende vraag. De voorlichter zei op z’n goed Hollands dat hij het nu wel spuugzat was en dat er ook andere manieren waren om zijn zin te krijgen. Uw verslaggever koos eieren voor zijn geld en verliet het gebouw met de opmerking dat hij zich in deze zaak zou gaan verdiepen. “Ja, gaat u het maar studeren”, was het laatste troostende woord van de voorlichter. Buiten trof uw verslaggever de net aankomende vier andere leden en ongeveer hetzelfde onsmakelijke tafereel herhaalde zich.

Tijdens een laatste poging iets later om de precieze rechtsgrond te achterhalen voor deze achterbakse manier van doen aan de kant van de voorlichter, kreeg uw verslaggever met het bestuurslid Paul Wormer te maken. Deze toonde weinig begrip voor ons beroep op de ‘principes’. “Stapt u maar naar de rechter”, was zijn gratis advies, “en schrijf een brief naar het Bestuur.”

 

Voorlopig commentaar: Weer heeft het bestuur, resp. de voorlichter de ‘principes’ van de Anthroposofische Vereniging, bewust of onbewust, aan zijn laarzen gelapt. Dit is opmerkelijk, omdat de enige taak die het Bestuur van welke Anthroposofische Vereniging dan ook heeft, bestaat in het realiseren van deze ‘principes’[2] die een nieuw beschavingsprincipe belichamen, namelijk de sociale organica.[3] Als het echter uitkomt, zoals verleden zaterdag op de buitengewone algemene ledenvergadering, wordt door het Bestuur het woord openbaarheid in de mond genomen, dialoog met de samenleving, vermaatschappelijking van de anthroposofie. ‘Woorden, woorden, woorden’ zoals Hamlet al zei.

De eigenlijke bevindingen en conclusies van het rapport, waarvan op het zes uur NOS journaal werd gemeld “Rudolf Steiner was geen racist, hij wist niet beter (sic)” zullen in volgende WIN-nummers immanent-kritisch worden onderzocht.                                                       

 Robert Jan Kelder



[1] Tijdens de bespreking van deze paragraaf op de Kerstbijeenkomst 1923 in Dornach, Zwitserland ter heroprichting van de Anthroposofische Vereniging, zei Rudolf Steiner dat het bij de genoemde voorwaarden slechts ging om randvoorwaarden, zoals toegangsprijzen etc. (Zie GA 260, blz. 137)  De statuten van de Anthroposofische Vereniging in Nederland, waarvan de statuten niet in strijd mogen zijn  met de ‘principes’, zijn minder duidelijk in dit opzicht.  Artikel 7, lid 3 zegt: “De leden hebben het recht om, al dan niet tegen betaling van een vergoeding, aan de activiteiten van de vereniging deel te nemen en gebruik te maken van de eigendommen van de vereniging.”

[2] Tijdens de Kerstbijeenkomst 1923 stelde Rudolf Steiner dat het de taak van het centrale bestuur was domweg de toen nog statuten genoemde ‘principes’ te realiseren. “En daarmee is een grote vrijheid gegeven, want men heeft de ‘principes’ en kan daaruit een volledig beeld verkrijgen wat het bestuur ooit zal doen.”  (GA 260, blz. 101) Er is weliswaar hier sprake van het ‘centrale’ bestuur in Dornach, toch geldt deze taak voor alle besturen, daar deze statuten dienen te realiseren die in overeenstemming zijn met de statuten van de Kerstbijeenkomst.

[3] Zie hierover de volgende werkvertalingen van het Willehalm Instituut van de filosoof/anthroposoof Herbert Witzenmann (1906-1988), De Principes van de Anthroposofische Vereniging als levensgrondslag en scholingsweg, Beschaving en bescherming en Vormgeven of beheren / Rudolf Steiner sociale organica – Een nieuw beschavingsprincipe.