Willehalm
Instituut Nieuws
Voor leden
van de Anthroposofische Vereniging en allen die met haar lot meeleven
Sociale organica en het nieuwe
koningschap: verslag en uitkomst van de studie-dag op 6 mei over het Van Baarda
eindrapport en het constitutie-vraagstuk ter voorbereiding van de
jaarvergadering van de Anthroposofische Vereniging in Nederland op 12 en 13
mei te Driebergen/ Zeist
Inhoudsopgave
Brief aan het bestuur van de AViN van 8 mei, 2000……………………………………………………………………………..
5
Initiatiefvoorstel over de verdere behandeling van het Van
Baarda eindrapport………………………………………….. 6
Overzicht over publicaties van het Willehalm Instituut
…………………………………………………………………………11
Ten geleide: nieuwe lente, nieuwe situatie
Buiten heeft de natuur weer haar nieuwe opulente
groene jas aangetrokken, in een pracht en praal die zowaar uitnodigt om haar
scheppingskracht in woord en geschrift te evenaren, ja te overstijgen. Vindt
niet de natuur haar voortzetting in het menselijke bewustzijn? En zo is er na
de vorige, 20 bladzijden tellende Willehalm Instituut Nieuws, Win-14 van
5 mei[1]
na twee dagen alweer een nieuwe, uiteraard wat magere, maar daarom niet minder
rijke Win-15. Vanaf 6 mei is er namelijk een nieuwe situatie ontstaan
wat betreft de motie ter verdere behandeling van het eindrapport van de
commissie Antroposofie en het vraagstuk van de rassen, gepubliceerd in het
vorige Win-14 en ook hier in deze Win-15 in ietwat gewijzigde
vorm te lezen, overigens zonder de verdere motivering In hoger beroep.
Deze nieuwe situatie is ontstaan door een opmerking van Mees Meeussen tegen het
eind van de studiedag 6 mei in de Grote Tuinzaal van de Reehorst, dat namelijk
de presentatie en acceptatie van het eindrapport door het bestuur van de
Anthroposofische Vereniging op 1 april j.l. helemaal niet binnen het bestek van
het jaarverslag valt en daarmee het afleggen van rekening en verantwoording
voor dit rapport door het bestuur, daar dit jaarverslag immers alleen over het
jaar 1999 gaat en niet over het huidige jaar 2000.. Dit betekent dat er nog
helemaal niet over gestemd hoeft te worden en dat er dus nog volop een jaar
tijd is om de ledenvergadering van 2001 duidelijk te maken dat, zoals dit
eindrapport er nu voorligt, het absoluut niet als eindrapport van de
Anthroposofische Vereniging aanvaardt kan worden, maar dat het, wat betreft de
eindconclusies, in de geest van het Goetheanum, Vrije Hogeschool voor
Geesteswetenschap aangevuld en bijgesteld dient te worden. Voor verdere
details, geachte lezer, verwijs ik u naar het artikel Sociale organica en
het nieuwe koningschap over de studiedag van 6 mei dat ik enigszins
aangevuld heb en waarin u ook mijn, reeds in Win-14 aangeduid, strategisch
voorstel kunt lezen om het constitutie-vraagstuk via de landelijke verenigingen
wereld wijd op te lossen. Er worden dus in deze Win maar liefst drie
oplossingen aangedragen: voor het vraagstuk van het nieuwe koningschap, voor de
verdere afhandeling van het zgn. eindrapport Van Baarda, en voor het hangende constitutie-vraagstuk
van de Anthroposofische Vereniging, en dit alles voor slechts een
rijksdaalder!
Daarna
kunt in mijn brief aan het bestuur van 8 mei lezen, waarop het bestuur m.i.
vooral wel op aangesproken dient te worden, namelijk op de achterbakse, ja
schandelijke wijze waarop Rudolf Steiner en de anthroposofie in Motief,
maandblad voor anthroposofie, behandelt wordt. De motivering voor deze
inderdaad zware beschuldiging viel te lezen in mijn open brief aan het bestuur
en leden, die voor het eerst gepubliceerd werd onder de titel Rudolf Steiner
als dorpsgek – eenmans enquête naar het reilen en zijlen van Motief in Kringnieuws,
nr, 3, 2000 en daarna in Win-14.
Als
laatste komt een openhartige oproep aan vrienden van het Willehalm Instituut
voor financiële steun, daar ten eerste de inkomsten en bijdragen van de
studiedag op 6 mei niet voldoende waren om alle onkosten (van de zaal, soep,
koffie en thee etc.) te dekken, en ten tweede is er geld, veel geld in het
laatje nodig om de in Win-14 in
uitzicht gestelde oprichting van de Willehalm van Oranje Genootschap voor
graalonderzoek, koninklijke kunst en sociale organica voor te bereiden en door
te voeren en daarvoor een passende behuizing te vinden of bouwen (Huize
Willehalm); dit alles in verband met het verdere onderbouwen, ontwikkelen en
uitdragen van het nieuwe koningschap in samenhang met de vertaling en uitgave
van het boek Wolfram von Eschenbach und die Wirklichkeit des Grals van
Werner Greub, het uitgeven van de werken van Herbert Witzenmann en het
bekostigen van de publicatie van een aanvulling en bijstelling op het Van
Baarda eindrapport, daar het hoogst onwaarschijnlijk is dat het bestuur van de
AViN, nadat het bestuur in Dornach dit reeds geweigerd heeft, positief zal
reageren op ons verzoek om zo'n noodzakelijke aanvulling te maken. Uw eventuele
schenking, dierbare lezer, is nog niet van de belasting aftrekbaar, maar mocht
U eventueel bereid en willens zijn ons een (grotere) schenking te doen toekomen, dan kan dit via een ons
bevriende stichting bewerkstelligd worden. Een ieder die meer dan ƒ50,- (per
jaar) schenkt, is in ieder geval voor een jaar verzekerd van de ontvangst
toekomstige Wins. Steun het Willehalm Instituut en wordt lid van de toekomstige
Willehalm van Oranje Genootschap!
Robert Jan
Kelder
Sociale organica
en het nieuwe koningschap:
Verslag en
uitkomst van de studiedag op 6 mei
Over het Van
Baarda eindrapport en het constitutie-vraagstuk
Na de zo'n 13 vrienden, die op de prachtige, zonnige meidag
uit het hele land van Groningen tot Breda naar het landgoed en cultuurcentrum
de Reehorst waren afgereisd, hartelijk welkom geheten te hebben, trachtte ik om
te beginnen de hele onderneming van die dag in het teken te plaatsen van de
sociale organica als de koninklijke kunst van het nieuwe koningschap, om daarna
af te dalen naar het eindrapport zelf en vervolgens het in verbinding te
brengen met het constitutie-vraagstuk van de Anthroposofische Vereniging.
De
door Rudolf Steiner geïnaugureerde en Herbert Witzenmann verder ontwikkelde
sociale organica is de koninklijke kunst ter genezing en in stand houden van
het sociale organisme, dat in zijn totaliteit gezien kan worden als een rijk,
het rijk van de aarde en de mensheid. Sinds Parzival, de prototype van het
eerste moderne koningschap in de 9 eeuw na Christus, die niet vanuit zijn
bloedlijn voorbestemd was om Graalkoning te worden, maar desondanks uit eigen
initiatief de Graal veroverde,[2]
is een op erfelijkheid gebaseerd koningschap eigenlijk al lang niet meer van
deze tijd en daarom wilde Parzival's zoon (of kleinzoon) Lohengrin destijds
niet dat er na zijn komaf werd gevraagd, maar dat hij beoordeeld zou worden op
grond van zijn eigen merites en prestaties. Eliza van Brabant kon echter haar
nieuwsgierigheid naar Lohengrin's familie achtergrond niet bedwingen en bracht
met haar vraag daarnaar het nieuwe koningschap ten val. Ook Kaspar Hauser werd
gedwarsboomd in de 19e eeuw in zijn poging om in Zuid-Duitsland een
nieuw rijk voor te zitten, en de poging door Rudolf Steiner in 1919 om na het
afdanken van de Duitse keizer Wilhelm II, de idee van de driegeleding van het
sociale organisme als antwoord van Midden-Europa op VS President Wilson's 14
punten door de Kanselier Prins Max van Baden te laten verkondigen was tot
mislukking gedoemd met al de gevolgen van dien: twee bloedige wereldoorlogen
omdat het sociale vraagstuk niet is opgelost, maar geëxporteerd is naar de
derde en vierde wereld en vandaar op ons terugwerkt en toenemend in het nauw
zal brengen.
Nu is er echter in het rijk de Nederlanden een interessante
situatie ontstaan: binnen 5 jaar gedenkt Koningin Beatrix op haar troon plaats
te maken voor haar opkomende gedoodverfde opvolger en eerste zoon Kroonprins
Willem-Alexander, die zelf gezegd heeft dat als het koningschap niet met de
tijd meegaat, het beter afgeschaft kan worden. Nu zijn er aan de ene kant de
conservatieven die het allemaal wel bij het oude willen houden, terwijl er ook
genoeg republikeinen zijn, vooral politici van democratische of linke couleur,
die de op erfelijkheid gebaseerde monarchie willen afschaffen en voor een
gekozen staatshoofd pleidooien. Veel zinniger is het intussen om de politiek,
die immers niets anders is dan oorlog overgeheveld naar het geestelijke, af te
schaffen ten gunste van een radicaal afgeslankte, maar sterke rechtsstaat en de
monarchie niet af te schaffen, maar inderdaad met de tijd mee te laten
gaan. Want in welke merkwaardige,
dubbel tegenstrijdige situatie bevindt zich eigenlijk de huidige monarchie ten
opzichte van de democratie en het Nederlandse volk?
De eerste tegenstrijdigheid is dat de koning (of koningin)
een absoluut unieke positie inneemt daardoor dat hij of zij in deze tijd van
algemene vrije meningsuiting er in principe (feitelijk in de jaarlijkse
Kerstredes lijkt dat wel iets anders) geen eigen mening op na mag houden. Zij
mag dus in het openbaar ook inhoudelijk niets bijdragen aan deze discussie,
daar ze niet zowel object als subject ervan mag zijn. In haar recent televisie
interview wees Koningin Beatrix er nog even fijntjes op dat zij zich niet kan
verdedigen. De Koning is onschendbaar, de minister-president is
verantwoordelijk. Inderdaad een onhoudbare, ja onmenselijke situatie die niet
(meer) van deze tijd is en dringend aan verandering toe is. En dus is er de
roep naar meer ruimte voor vrije meningsuiting en minder bemoeienis met de
politiek. We komen er zodra op terug.
De tweede unieke positie van het koningschap tegenover het
Nederlandse volk is dat de troonopvolger alleen maar uit die bepaalde blauwe
bloedlijn van de Oranjes, volgens het evenals achterhaalde
erfelijkheidsprincipe, kan voortkomen. Deze gang van zaken garandeert wel een
zekere continuïteit, maar zoals gebleken in het verleden geen kwaliteit.
Er is hier dus sprake van een zekere dubbele positieve
discriminatie die indruist tegen artikel 1 van de grondwet die elke
discriminatie op welke grond dan ook verbiedt en dus eigenlijk verboden is, ja
zelfs strafbaar zou kunnen zijn. Kan dit opgelost worden en zo ja hoe?
Welnu, het kan opgelost worden en wel vanuit de sociale
organica, de nieuwe koninklijke kunst van het sociale, die zoals gezegd door
Rudolf Steiner aan het begin van deze eeuw gesticht en uitgevoerd werd en o.m.
door een van zijn leerlingen Herbert Witzenmann verder ontwikkeld werd. De
oplossing, de weg naar het nieuwe koningschap ligt daarin dat gezien moet
worden, dat de huidige vorm van het koningschap stamt uit het liberale
gedachtegoed van de 19e eeuw, met name de idee van de eenheidstaat,
de staat als het hoogste en machtigste element in de samenleving, de overheid
die weliswaar de kunst, wetenschap en religie alsmede de economie een zekere
speelruimte toestond, maar toch in wezen de lakens uitdeelde, de boventoon
zong, in kort de macht had en in zekere zin nog heeft. Voor deze min of meer
absolute macht staat de min of meer absoluut machteloze koning of koningin als
staatshoofd symbool.
Als nu ingezien wordt dat het een volkomen schizofrene,
gespleten situatie is om op deze wijze de koning, machteloos en zonder het
recht op vrije meningsuiting, het symbolische hoofd van de staat te laten zijn,
kan men tot de oplossing overgaan door verder in te zien dat een koning zijn
scepter dient te zwaaien niet over de staat, dat is immers het gebied van het
rechtsleven dat men kan en moet overlaten aan de democratisch gekozen ministers
en de directe democratie van referenda, maar over zijn rijk: in het geval van
Willem-Alexander wellicht de laatste door erfrecht op de troon te stijgen
toekomstige koning der Nederlanden. Want wat is dit rijk anders dan het
Nederlandse aandeel van het sociale organisme, het door het Nederlandse volk
bewoonde Nederlandse grondgebied, het zich daar afspelende in elkaar
vervlochten geestesleven, rechtsleven en economische leven, dat weer met de
rest van het gehele sociale organisme vervlochten is, maar dat wat betreft het
rechtsleven een zekere onafhankelijkheid dient te bewaren, door ministers regeert
en door leger en politie beschermt dient te worden.
Het nieuwe, moderne koningschap heeft dus als taak om het
Nederlands sociale organisme, men kan het ook het milieu als zodanig noemen,
gezond te houden, resp. te maken. Zijn ware en hoogste taak is dan niet
waterbeheer, maar (economische) waardebeheer, de toezicht op de
schepping van waarden die uiteindelijk zichtbaar dient te worden in de
bewerkstelliging van rechtvaardige prijzen door de interactie van de
productiefactoren van het sociale organisme, natuur, arbeid en kapitaal (geest)
in nog op te stellen economische associaties.[3]
Degene die dus heeft bewezen door de uitoefening van de nieuwe koninklijke
kunst het sociale organisme in Nederland gezond te (kunnen) maken en houden, in
samenwerking met hofhouding en natuurlijk met zijn geestverwanten in de
buurlanden en de rest van de wereld, diegene belichaamt dus het nieuwe, ware koningschap
en heeft het voorecht verdient de troon te bestijgen. Hij ziet er dan van af om
staatshoofd te worden, heeft als zodanig minder macht maar echter meer
verantwoording, want hij overziet en vertegenwoordigt niet alleen het
rechtsleven, maar ook het (vrije) geestesleven en het economische leven dat
naar gelang daar broederschap heerst, welzijn en gezondheid in het sociale
organisme bewerkt.[4] Het gaat er
dus om hoe in de drie genoemde werkgebieden van het sociale organisme, van het
milieu op zich, de idealen van de Frans revolutie, vrijheid, gelijkheid en
broederschap, met behoud van het recht op individualiteit,[5]
te realiseren zijn.
De kwestie van de
opvolging, de successie, kan dan zo opgelost dat als het zover is
Willem-Alexander in het licht van het voorafgaande hierover een voorstel kan
doen. De kandidaat, kroonprins of -prinses kan zijn zoon, dochter of wie dan
ook zijn, maar zou wel moeten goedgekeurd worden door de Staten-Generaal of het
hele Nederlandse volk per referendum. Dit zijn uiteraard details die verder
uitgewerkt kunnen worden. Ik hoop in ieder geval dat de strekking van mijn
voorstelling van een nieuw koningschap enigszins duidelijk is geworden en een
vruchtbare bijdrage kan leveren aan de discussie aangaande de toekomst van de monarchie.
Welnu,
het voorafgaande is een aanvulling op het begin van mijn redevoering van de
ochtend die daarna op het Van Baarda eindrapport inging, zoals beschreven in
mijn artikel In hoger beroep in Win-14. Het is duidelijk dat de rampzalige
uitwerking van dit eindrapport, alsook reeds eerder van het interim-rapport, op
de publieke opinie zowel hier te lande als in het buitenland, - wat domweg niet
te ontkennen is en wat niet terug te voeren is op de tendentieuze berichtgeving
in de landelijk media, maar op de verkeerde bevindingen van de Commissie zelf -
ook rampzalig is voor de ontvankelijkheid van het Nederlandse volk en wellicht
zelfs ook wel van de Koningin en de Kroonprins zelf voor de bovengeschetste
ideeën voor een nieuw, modern koningschap en de middelen, de vaardigheid om dit
doel te bereiken, de nieuwe koninklijke kunst.
Rede dus des te meer om dit eindrapport middels deze kunst
van zijn tekortkomingen te verlossen in de geest van het Goetheanum, de foute
publieke opinie daarmee trachten te corrigeren en dus het eindrapport niet als
zodanig door de Anthroposofische Vereniging te laten aanvaarden. Daar mijn
motie en verzoek in die richting niet door het bestuur geagendeerd zijn en niet
ter kennisneming van de leden rondgestuurd, zag ik mijzelf geconfronteerd met
de noodzaak om de motie als punt van orde op de komende ledenvergadering in te
brengen bij de discussie over het jaarverslag en in hoogstens 3 of 4 minuten tijd dat te motiveren, een
hachelijke onderneming met, gezien het en mijn verleden, niet veel kans op
succes. Toen kwam dus Mees Meeussen met zijn observatie dat het jaarverslag
slechts over het jaar 1999 ging en waaruit ik dan opmaakte dat het voor de
komende ledenvergadering niet nodig was om de leden als het ware te overvallen
met mijn motie. Waarlijk een zucht van verlichting.
Uit de discussie kwamen twee verdere punten naar voren. Ten
eerste constateerde Bernard Asselbergs dat mijn betoog zich uiteenzette met de
vraag of de Commissie nu wel of niet het mandaat, de opdracht had volbracht,
terwijl hij van mening was dat het mandaat als zodanig niet deugde en daarom
het hele eindrapport ook niet. Volgens hem hoef je Rudolf Steiner niet zozeer
te verdedigen, maar eisen dat de critici hun aantijgingen hard maken, zij
dienen het bewijsmateriaal te bewijzen, niet wij. De aantijgingen tegen de Vrij
School als zodanig slaan, volgens hem, ook nergens op, daar de individuele
leraar en niet Rudolf Steiner
verantwoordelijk is voor de leerstof. Ook kwam daar de vraag wie
eigenlijk de opdracht geformuleerd had. Zaak echter is dat feitelijk de
opdracht en het eindrapport voorliggen en dat niet zomaar weg te denken is.
Het tweede punt ging over het begrip stemming door de
ledenvergadering van een Anthroposofische Vereniging. Marleen Klinkenberg
meende te moeten vasthouden aan haar opvatting dat de uiteenzetting met het
eindrapport een zaak van de individuele leden was. Ik wees erop dat dit een
individueel standpunt was, en dat het bij de sociale organica er om gaat om
vanuit de omtrek naar het centrum, vanuit het geheel naar het middelpunt,
vanuit het etherische te denken.[6]
De ledenvergadering is niet alleen een verzameling van individuele leden, maar
een orgaan, het hoogste orgaan van de vereniging zelfs, met bevoegdheden en
plichten, waaronder het medeverantwoordelijk zijn voor alles wat men de vereniging
te maken heeft.
Tegen
het einde van mijn betoog probeerde ik een verband te leggen tussen het
eindrapport en het constitutie-vraagstuk door te stellen dat als de statuten
van de AViN meer in overeenstemming waren geweest met de statuten van de
Kerstbijeenkomst ('principes'), dat dan het eindrapport er anders uitgezien zou
hebben en daarmee ook de publieke uitwerking daarvan. Het ging daarbij vooral
om twee gebreken. Ten eerste hebben de leden geen initiatiefrecht, het recht om
moties te stellen over zaken die hen na aan het hart liggen en ten tweede
bezitten de leden geen eigen blad (meer), daar het ledenkatern niet open staat
voor leden, maar alleen voor mededelingen van het bestuur en de aankondiging
van de ledengroepen bedoeld is.
Dit heb ik dan in de namiddag, na de berichten van Leo van
Egeraat en Huub Houben omtrent de
positieve ontwikkelingen van constitutie-vraagstuk in Frankfurt, Achberg en
Dornach, verder uitgewerkt in mijn voorstel voor de vorming van een nieuwe
statutengroep vanuit de sociale sectie van de vrije Hogeschool, iets wat ik
reeds op de laatste bijeenkomst van deze sectie in dezelfde Tuinzaal kort heb
kunnen aankondigen. Ook heb ik de strategie daarvan uiteengezet tijdens de
motivering van mijn motie nr. 12 over de spirituele en administratieve bestuurskwestie
in Dornach op de laatste ledenvergadering aldaar, waarvan de uitkomst was, daar
hierover niet gestemd werd, dat vooralsnog de kwestie wie het bestuur van de
Anthroposofische Vereniging is, open is gebleven.
Deze motie, vertaald naar de Nederlandse verhoudingen en
zoals in zijn geheel te lezen is in Win-14, luidt: De jaarvergadering van de
Anthroposofische Vereniging beschouwt
het bestuur van de Algemene Anthroposofische Vereniging, die als een
beheersvereniging op 8 februari, c.q.
29 december 1925 in het leven werd geroepen met zetel in Dornach, niet zonder
meer als bestuur van de tijdens de Kerstbijeenkomst in 1923 te Dornach heropgerichte
Anthroposofische Vereniging.
De motivering van deze motie eindigde als volgt: "In
deze zin kan dus de jaarvergadering van de Anthroposofische Vereniging in
Nederland het bestuur van de Algemene Anthroposofische Vereniging in Dornach
dan pas als bestuur van de Anthroposofische Vereniging beschouwen, indien het
door een toekomstige buitengewone jaarvergadering van de Anthroposofische
Vereniging als zodanig gevormd, erkend en bevestigd wordt. Dit is de betekenis
van het 'niet zonder meer' in de formulering van de motie.
Een stap in die richting kan genomen worden doordat, in
overleg met de Frankfurter Constitutie Groep en soortgelijke werkgroepen, alle
landelijke verenigingen en werkgroepen hun eigen statuten eindelijk in
overeenstemming brengen met de letter en de geest van de 'principes',
vervolgens in overleg met het bestuur aan het Goetheanum oproepen tot een
buitengewone jaarvergadering ter heroprichting, c.q. herbeleving van de
Anthroposofische Vereniging en dan naar Dornach komen met concrete voorstellen
hoe zij gedenken dit te doen. Immers, hoewel de Anthroposofische Vereniging
sinds 1925 geen gewone jaarvergadering heeft gehouden, bezitten de landelijke
verenigingen als werkgroepen van de Anthroposofische Vereniging, met
uitzondering eventueel van de periode van de tweede wereldoorlog, wel een
zodanige rechtscontinuïteit. Bovendien als alle landelijke verenigingen en
groeperingen verklaren werkgroepen op plaatselijk of thematisch gebied te zijn
van de Anthroposofische Vereniging, en dat hun leden dus daarvan leden zijn, verliest
immers de Algemene Anthroposofische Vereniging als beheersvereniging al zijn
gewone leden, en blijven daarin alleen de bestuursleden met stemrecht over,
precies de situatie zoals die oorspronkelijk in 1925 ook bedoeld was! In de
Anthroposofische Vereniging is de situatie dan precies omgekeerd, want daar
zijn immers de oorspronkelijke bestuursleden uitgestorven en is iedereen om te
beginnen gewoon lid en moet er dus een nieuw bestuur gevormd worden."
In
het aansluitende kringgesprek werd de suggestie gemaakt om dit voorstel voor
een statutenwerkgroep niet in het verlengde van Kring-2 te zien, maar gelet op
de nieuwe situatie in Dornach waar dus het bestuur te samen met de groep van
zes uit Frankfurt/Achberg bezig zijn met een nieuwe aanzet, ook opnieuw te
beginnen en contact met hen op te nemen. Dit leek een goede zet, hoewel ik,
gezien de tegenstrijdige opvattingen over het constitutie-vraagstuk binnen deze
nieuw constellatie, mijn twijfels geuit heb of deze nieuwe werkgroep dit
doornige probleem wel kan meesteren. Immers, bij het bestuur heerst de vaste
overtuiging dat Anthroposofische Vereniging en Algemene Anthroposofische
Vereniging een en hetzelfde zijn, terwijl de anderen deze eenheidsopvatting
überhaupt niet delen.
Welnu, wij zullen zien, wellicht kan de bovenbeschreven weg
naar een oplossing, een strategie die veel meer rekening houdt met de omtrek en
de feitelijke situatie, en daarmee ook met de kritiek dat het
constitutie-vraagstuk slechts een Europees probleem is dat bovendien afleidt
van meer dringende thema's, enige soulaas bieden.
Wat
nu volgt is, gezien de nieuwe situatie, een herformulering van mijn
oorspronkelijke motie en verzoek als een initiatiefvoorstel dat ik hoop in te
brengen op de komende ledenvergadering, voorafgegaan door een brief aan het
bestuur.
Amsterdam, 8 mei 2000
Aan
het bestuur van de Anthroposofische Vereniging in Nederland
t.a.v.
Secretaris Dhr. Munniks
Boslaan
15, Zeist
Geachte
heer Munniks,
Hiermee
bevestig ik ontvangst van uw brief van 4 mei waarin u namens het bestuur
meedeelt dat "het tijdens de jaarvergadering mogelijk is een motie in te
dienen over een onderwerp dat behandeld wordt." Dit heeft mij toch
enigszins verrast, daar volgens de statuten voorstellen een week voor begin van
de ledenvergadering ingediend moeten worden. Verder schrijft u "Wij zullen de agenda van de aanstaande
jaarvergadering niet wijzigen."
U bent dus niet ingegaan op mijn eis om mijn motie en verzoek
van 2 mei ter kennis van de leden te
brengen. Alleen daarom al lijkt het mij niet zinvol om de onvoorbereide
ledenvergadering met deze zaak te overvallen en ik zie er dus nu van af om deze
motie over de verdere behandeling van het eindrapport van de Commissie als een
motie in te brengen waarover ook gestemd dient te worden.
Er is echter nog een andere reden waarom deze motie als
zodanig niet aangebracht is op de komende jaarvergadering: uw jaarverslag
verslaat het jaar 1999 en heeft dus niet de presentatie en acceptatie van het
eindrapport van de Commissie tot inhoud, daar dit pas op 1 april j.l. heeft
plaatsgevonden. De ledenvergadering zal dus pas in het jaar 2001 geconfronteerd
worden met de vraag of zij de verantwoording van dit eindrapport als uitgave
van de Anthroposofische Vereniging willen accepteren. Wel ben ik van plan om de
motie en het verzoek, weer als initiatiefvoorstel, naar voren te brengen tijdens
de discussie over deze zaak, zonder dat daar dus nu reeds over gestemd hoeft te
worden. Graag dus tien minuten spreektijd.
Waar ik u nu wel op wil aanspreken is wat ik in mijn open
brief aan U en de leden heb geschreven onder de titel Rudolf Steiner als dorpsgek, namelijk mijn vraag hoe U de
manier waarop Rudolf Steiner in Motief wordt behandeld, eigenlijk op de
door mij aangetoond manier mishandeld, kunt verantwoorden. Ook hiervoor graag
spreektijd.
Ik verblijf,
Met anthroposofische groet,
Initiatiefvoorstel
ter verdere behandeling van het eindrapport
De algemene
ledenvergadering, als hoogste orgaan van de Anthroposofische Vereniging in Nederland,
samen gekomen in het IONA gebouw op de Reehorst te Driebergen op 13 mei, 2000
heeft kennis genomen van het feit dat het bestuur het eindrapport van de
Commissie Antroposofie en het vraagstuk van de rassen op 1 april gepresenteerd
en geaccepteerd heeft als uitgave van de Anthroposofische Vereniging in
Nederland. Tevens heeft de ledenvergadering kennis genomen van de doorgaans
tendentieuze berichtgeving over dit eindrapport in de media op die 1 april en
in de landelijke pers op 3 april. De vraag of de ledenvergadering, met alle
respect en waardering voor het gedane werk van de Commissie, dit eindrapport
als uitgave van de Vereniging, zonder voorbehoud volledig kan erkennen en
daarvoor de verantwoording kan overnemen, is nu echter nog niet aan de orde,
daar het jaarverslag van het bestuur, de rekening en verantwoording en de
décharge-verlening alleen betrekking hebben op het jaar 1999. Pas op de gewone
volgende ledenvergadering in 2001, of eerder op een eventuele buitengewone ledenvergadering,
komt deze kwestie immers formeel aan de orde.
Vooruitlopend op deze vergadering in 2001
worden de leden aangeraden zich grondig met de eindconclusies van dit rapport
uiteen te zetten, daar er nu al voldoende serieus te nemen aanwijzingen zijn,
onder meer van de Duitse Bond van Vrije Scholen en van Thomas Meyer, de bekende
Zwitserse publicist en auteur, om het rapport niet zonder noodzakelijke aanvulling
en bijstelling als uitgave van de Anthroposofische Vereniging te
accepteren. Dit zou anders een grote
karmische belasting voor de hele Vereniging met zich meebrengen. Derhalve wordt
nu tevens een verzoek aan het bestuur gericht om dit rapport aan te vullen en
bij te stellen, met name wat betreft de
eindconclusies.
Motivatie [7]
Om
te beginnen zou men kunnen menen dat een
ledenvergadering van de Algemene Anthroposofische Vereniging of
jaarvergadering van de Anthroposofische Vereniging in Nederland niet bevoegd of
zelfs voorbereid is om zakelijk te kunnen oordelen over deze op 1 april aan de
wereld prijsgegeven uitgave van de Vereniging. Dit is te meer, zo zou men
verder kunnen menen, zaak van het bestuur en de Vrije Hogeschool en derhalve
zou men van een stemming hierover moeten afzien en hoogstens het als een gewoon
verzoek (Anliegen) behandelen. Dit is echter, wanneer we een Anthroposofische
Vereniging van de Kerstbijeenkomst willen zijn, waar spirituele wetmatigheden
een doorslaggevende rol dienen te spelen, niet het geval. Daarbij laat ik een
absurde bewering buiten beschouwing die kort geleden weer opgedoken is volgens
welke de ledenvergadering helemaal niet besluitvaardig is en slechts het
initiatiefbestuur als het ware heer en meester van de situatie zou zijn.[8]
Het bestuur is echter vooreerst
verantwoordelijk voor alles wat namens de Vereniging door hemzelf of anderen gedaan
of nagelaten wordt, ook in de landelijke verenigingen, zoals de Nederlandse,
die in de zin van de Kerstbijeenkomst eigenlijk groepen (op geografisch gebied)
zijn. En in zijn jaarverslag, dat volgens de statuten van de Kerstbijeenkomst,
ook „principes“ genoemd, compleet moet zijn, dient het bestuur dan ook een
volledig beeld aan de leden over te dragen van wat er wezenlijk gedacht en
gepresteerd werd. Alleen daardoor kunnen de aanwezige leden bewust, dus vrij,
besluiten of ze bereid zijn om het karma dat door de leiding namens de
Anthroposofische Vereniging in de wereld werd geplaatst wel of niet of slechts
ten dele op zich te nemen en mee te dragen. Daarom dient de décharge niet
alleen betrekking te hebben op de jaarrekening, maar ook op het jaarverslag,
want wanneer deze verantwoording gewoonweg geaccepteerd wordt en voorbij gaat,
betekent dit dat de ledenvergadering het bestuur (onbewust) karmisch ontlast,
resp. door dit karma mede belast wordt. Derhalve moeten de leden bij zaken op
de agenda waarvan ze zeker weten dat ze daarvoor niet medeverantwoordelijk
willen zijn, de gelegenheid hebben om dit middels een voorstel (motie) en
handen hoog duidelijk te maken. Daarmee kunnen ze, ondanks het feit dat ze het
niet met alles eens zijn, ook lid van de Anthroposofische Vereniging blijven,
want hun geweten dwingt hen niet om uit
te treden. Dit is vrijheid in de leiding (het thema van het jaar van de Algemene
Anthroposofische Vereniging is vrijheid en leiding).[9]
Welnu,
wat speelt er in dit enkel geval? De algemene ledenvergadering moet in 2001
besluiten of ze het karma dat zojuist met deze publicatie van de AViN in de
wereld werd gezet wel of niet mee wil dragen, resp. onder welke voorwaarden ze
bereid is voor deze uitgave medeverantwoordelijk te zijn. Dit besluit dient in
het tijdperk van de bewustzijnsziel niet slechts door puur vertrouwen of op
basis van autoriteit genomen te worden, maar door gewetensvolle, individuele
uiteenzetting met de materie. Het zal dan wel blijken of het bewuste werk rijp
genoeg is om aan de openbaarheid prijs te geven. Dit is echter met het
eindrapport van de Van Baarda Commissie, hoewel het vele waardevolle elementen
bevat, zoals nu nog nader te onderbouwen is, niet het geval.
Desondanks is het als uitgave van de Anthroposofische Vereniging
op 1 april, wellicht niet de meest passende datum voor een serieuze spirituele
aangelegenheid, uiteraard als zodanig, als het ware als fait accompli, in
Driebergen/Zeist gepresenteerd. Het is er gewoon. De enig mogelijke is dus het
gedane werk met dank als voorbereiding te beschouwen en het onder voorbehoud te
erkennen en goed te keuren, d.w.z. zich karmisch daarmee te verbinden, dat de
publicatie door een hoger gerichtshof beoordeeld wordt en waar nodig bijgesteld
en aangevuld wordt. Dat dus in die zin een rapport (in de geest) van het
Goetheanum wordt uitgebracht.
Hoe
zou nu dit (juridisch) rapport er uit moeten zien? Dit is natuurlijk moeilijk
om te voorspellen, maar het zal de drie boven genoemde vragen zeker niet kunnen
omzeilen. Hier zal daarom nu getracht worden enkele korte antwoorden daarop te
geven, waaruit U allen hopelijk kunt inzien dat de ledenvergadering slechts
onder dit voorbehoud het eindrapport kan goedkeuren en het in de toekomst als
geesteswetenschappelijke onderzoeksresultaat geheel kan bevorderen.
1. De commissie heeft haar oorspronkelijke opdracht noch
helemaal juist geïnterpreteerd noch volbracht. Want de hoofdvraag van de onderzoeksopdracht in het mandaat
van de Commissie (zie Aanhangsel p. 703) luidde niet: Is er een rassenleer bij
Rudolf Steiner, en al helemaal niet: is er een rassenleer in de zin van het
woordgebruik van de nationaal-socialisten, maar: wat heeft Rudolf Steiner
vanuit welke gezichtspunten überhaupt over rassen gezegd en in welke verhouding
staat dat tot zijn verzameld werk? De hoofdconclusie van de Commissie had dan
ook niet alleen moeten zijn: Er is geen sprake van een mensheidsverachtende
rassenleer, maar integendeel: de anthroposofie als bewustwording van het
menszijn is juist in de wereld gekomen om alle racisme en welke vorm van
discriminering dan ook te overwinnen!
Pas in de volgende vraag word er gesteld of enkele van deze
gezichtspunten van Rudolf Steiner dan (zoals in de „buitenwereld“, of door de
publieke opinie, ja nog steeds
stelselmatig beweerd of ondervonden wordt) laakbaar zijn en wel vanuit het
gezichtspunt van de „principiële gelijkwaardigheid van mensen“. Er wordt dus
nog steeds niet van een of ander soort juridische beoordelingsgrondslag
gesproken, want „laakbaar“ is geen juridisch begrip, maar een zodanige uit de
ethiek. Hier had het ethische individualisme van de Filosofie van de vrijheid
veel meer, ook methodisch als resultaten van zieleobservaties volgens
natuurwetenschappelijke methode, tot haar recht moeten komen. Hieruit zou dan
onmiskenbaar te voorschijn zijn gekomen dat het grote onzin en een nog groter
onrecht is om welk gezichtspunt van Rudolf Steiner dan ook, zowel destijds alsook nu, als laakbaar te willen
veroordelen, want alles wat hij heeft gezegd of geschreven, is uitdrukking van
zuiverste, zonnenachtige anthroposofie, ja zijn gezichtspunten volgen elkaar op
in de reeks van de kosmische harmonie (zie de cyclus Der menschliche und der
kosmische Gedanke en de onderzoekingen van Herbert Witzenmann hieromtrent [10]).
Pas vanaf vraag nummer nr. vier is er sprake van
discriminatie, rechtsbewustzijn en het positieve recht, en zo kan gezegd worden
dat van een bijzaak een hoofdzaak werd gemaakt; in elk geval is dat de indruk,
de impact die deze publicatie op het openbare bewustzijn door de overdracht van
de media in Nederland zoals bekend heeft gemaakt. De Commissie heeft dus haar
opdracht niet helemaal juist volbracht; het eindrapport behoeft aanvulling.
2. De niet op de voorgrond staande juridische
beoordelingswijze is noch werkelijk tot het einde toe doordacht noch consequent
uitgevoerd. Want, hoewel de passage
uit Grundlinien einer Erkenntnistheorie der Goetheschen Weltanschauung
(in het Nederlands vertaald als Waarnemen en denken) van Rudolf Steiner
in het eindrapport wordt geciteerd (op blz. 143) en becommentarieerd, een
passage waarin onderscheiden wordt tussen natuurwetmatigheden van aarde en
kosmos waar het algemene het bijzondere bepaalt, en vrijheidswetten van de persoonlijkheid
überhaupt waar omgekeerd het individu (de persoonlijkheid) de algemeenheid
bepaalt, wordt desondanks door de Commissie de Nederlandse wetgeving op een
natuurwetenschappelijke wijze toegepast zonder inachtneming van het universele
recht op individualiteit, zowel van de mogelijke spreker als van de anthroposofie
zelf. [11]
De tweede conclusie van de Commissie is nu dat men Rudolf
Steiner niet onder de huidige wetgeving met terugwerkende kracht kan
veroordelen, en alleen daarom wordt hij dus nu vrijgesproken. Wanneer echter
een willekeurig iemand vandaag de dag, in de regel een anthroposoof, aldus de Commissie verder, de vroeger 12 en
nu 16 citaten zou herhalen, dan kan hij of zij strafbaar zijn en veroordeeld
worden.
Hier heeft de Commissie haar tweede grote fout gemaakt. Ze
heeft namelijk nagelaten te zeggen onder precies welke voorwaarden en
omstandigheden deze volledig uit de lucht gegrepen persoon strafbaar is en
wanneer juist niet. Want zowel in het eindrapport als reeds in het
interim-rapport, wordt verwezen naar gevallen voor de Hoge Raad (eindrapport
blz. 49, 79 en 673) en in de rechtsspraak, waar in twijfelachtige gevallen de
rechter haarfijn een onderscheid moet maken naar de aard, context en
presentatie waarin zich een eventueel strafbare spreker bevindt. Het is dus
doorslaggevend wie, wat en waar iets zegt; men zal bij voorbeeld een neonazi
die de Joden beschimpt volkomen anders beoordelen als een geleerde, een wijze
man, ja een ingewijde, die in het gebied van het vrije geestesleven, waar
immers het recht op vrije meningsuiting geldt, de goddelijk-geestelijke missie
van het Jodendom, als het destijds uitverkoren volk, om de lichamelijke
grondslag van de twee Jezus knapen te bewerkstelligen als volbracht en daarmee
beëindigd verklaart, en die het vasthouden daaraan als een dwaalweg in de
geschiedenis beschrijft.[12]
Hier moet men zeggen dat de Commissie een gouden kans had
maar gemist heeft om het publiekrecht met het door de Kerstbijeenkomst 1923
geïnaugureerde nieuwe mysterierecht te bevruchten, doordat ze op de door het
Nederlandse recht gegeven vrijplaats de anthroposofie als nieuwe
mysteriewijsheid had kunnen presenteren, als hereniging van de na het verloop
van de oude mysteriën uiteengevallen gebieden van kunst, wetenschap en religie,
als anthroposofie, welke volgens de beschermingsparagraaf nr. 8 der 'principes'
(statuten) van de Kerstbijeenkomst alleen vanuit haar eigen grondslagen, dus
immanent-kritisch en nimmer van buitenaf te beoordelen is. Deze jammer genoeg
al jaren uit de boeken (eigenlijk meestal esoterische voordrachten) van Rudolf
Steiner verdwenen zgn. aantekening van de Vrije Hogeschool voor
Geesteswetenschap wordt ook in het eindrapport genoemd, maar weer worden de
juiste conclusies jammer genoeg daaruit niet getrokken. Er wordt namelijk
alleen gezegd dat er in de Anthroposofische Vereniging (in Nederland) tot voor
kort geen mediabeleid te bekennen was, terwijl verzuimd werd te constateren dat
er tot de dag van vandaag geen anthroposofisch uitgeefbeleid bestaat in
de zin en geest van de 'principes'. (Zie de geschriften van Herbert Witzenmann
over de zgn. boeken kwestie.[13])
Al het gepraat over driegeleding, vrije geestesleven etc. blijft dus mooie
theorie, de juridische beoordeling wordt niet consequent en volledig
doorgevoerd, in tegendeel, de Van Baarda Commissie werpt de rechtspraak terug
naar de Middeleeuwen toen de Kerk het uitspreken van bepaalde dogma's,
stellingen had verboden en lieden als ketters en heksen op de brandstapel heeft
verlost van hun zonden...
3. De op 3 april, volgens Rudolf Steiner de dag van de
kruisiging, te weeg gebrachte scheve publieke meningsvorming in Nederland
omtrent Rudolf Steiner en de anthroposofie
is mede terug te voeren op het feit dat de commissie Rudolf Steiner niet
volledig vrijgesproken heeft. Want
destijds noch heden is Rudolf Steiner strafbaar (geweest); er zijn geen
discriminerende citaten in de anthroposofie van Rudolf Steiner, slechts
bepaalde mensen die buiten het bewustzijnsbereik van de Vrije Hogeschool
bepaalde citaten, zonder ze te begrijpen, misbruiken om mensen bewust te
kwetsen.[14] De
Commissie heeft een Anfortaswonde in de anthroposofie geslagen, de media hebben
het verergerd en verspreid en aan ons ligt het om deze wonde in de goede geest
van het Goetheanum te genezen.[15]
Het eindrapport van de Commissie werd jammer genoeg niet in de geest van de
Weihnachtstagung geschreven, maar kan tot de geestelijke wedergeboorte van de
Anthroposofische Vereniging in de 21e eeuw voeren, indien we het rapport in deze geest aanvullen en
bijstellen.
Zoals
wellicht reeds bekend, werd een soortgelijke, aan de ledenvergadering van de
Algemene Anthroposofische Vereniging ingediende motie in het Goetheanum,
Dornach op 16 april j.l. met 60 stemmen vóór en 57 onthoudingen weliswaar
afgewezen. Ook de vergaderingleider en het bestuurslid Paul Mackay wees, daarop
persoonlijk door Kelder aangesproken, het verzoek om aanvulling door het
Goetheanum pertinent af. Doch na de stemming werd het onderstaande verzoek aan
de Goetheanumleiding, om het eindrapport bij te stellen, in de zaal ondersteund
door o.m. de Duitse jurist Manfred Leist in dezelfde geest en plannen van
de Duitse Bond van Vrije Scholen
Deze Bund der Freien Waldorfschulen
in Duitsland heeft in de persoon van Hans-Jürgen Bader namelijk aan de motie-indiener
Kelder in een E-mail het volgende tot uitdrukking gebracht: "Een officiële
verklaring van de Bond van Vrije Waldorfscholen in Duitsland over het probleem
willen wij niet geven. U kunt echter graag de redevoering van Dr. Manfred Leist
in Dornach als het standpunt van de Bond presenteren. Dr. Leist is een van de
meest ervaren leden van de Bond van Vrije Waldorfscholen in Stuttgart. De
opvatting van de Bond is dat het rapport van de Commissie dringend aangevuld
dient te worden, omdat men bij de juridische beoordeling van de Steiner-citaten
volgens het Nederlandse recht (in andere landen ziet dat er anders uit) niet
kan blijven staan. De belangrijkste rede is het plan om de rampzalige publieke
negatieve uitwerking een beetje terug te draaien, dus een beoordeling voor de
openbaarheid toegankelijk te maken die niet alleen het resultaat is van een
geesteswetenschappelijke zienswijze, maar ook van de omgeving en de toenmalige
tijd. Alleen zo kan men volgens de Bond Steiner in de openbaarheid presenteren,
wanneer men tegelijk voornemens is bepaalde uitspraken vanuit (uiteraard alleen
Nederlandse) juridische gezichtspunten te presenteren." [16]
Als laatste ter verdere onderbouwing van de aan deze
motie ten grondslag liggende kennis dat het eindrapport van de Commissie in dit
stadium niet zonder aanvulling door de beugel kan, zij hier de bekende
anthroposofische publicist, schrijver en uitgever Thomas Meyer uit Bazel,
Zwitserland aangevoerd. Deze schreef in zijn tijdschrift Der Europäer
Jrg.4, Nr. 5 van maart 2000 een artikel met de titel Signatur einer Gegnerschaft,
waarin hij een recente bijeenkomst in de Grundsteinzaal van het Goetheanum van
anthroposofen en felle en dogmatische tegenstanders als volgt becommentarieerd:
„Met deze Dornacher uitnodiging heeft men de in dit artikel gekenschetste type
tegenstanders niet alleen een zakelijk volledig misplaatste dienst
bewezen, maar ook het aanzien van de
(anthroposofische georiënteerde) geesteswetenschap schade berokkend. Want men
heeft daarmee de niet serieus te nemen aantijgingen (tegen Rudolf Steiner) nu
ook in het wereld centrum van de Algemene Anthroposofische Vereniging en de
Vrije Hogeschool een zekere rechtvaardiging toegekend. Zoiets is tot nu toe
alleen maar door een landelijke anthroposofische vereniging gebeurd toen
namelijk vertegenwoordigers van de Anthroposofische Vereniging in Nederland
onder druk van de buitenwereld door gelijksoortige beschuldigingen hebben
toegegeven dat er bij Rudolf Steiner bepaalde 'racistische' tendensen zouden
kunnen zijn en dat men zich daarvan nu uitdrukkelijk 'distantieert'. Wat toen
in Holland begon, bereikte in Dornach een hoogtepunt: de Algemene
Anthroposofische Vereniging heeft zich door deze voorvallen met betrekking tot
de zakelijke verdediging van de racisme- en antisemitisme aantijgingen tegen de
anthroposofie van Rudolf Steiner zelf schaakmat gezet. Wat daarbij opvalt is
het feit dat deze zwaarwegende uitnodiging niet alleen door de Dornacher
Vorstand van de Algemene
Anthroposofische Vereniging en haar
voorzitter werd gebillijkt, maar heeft plaatsgevonden zonder enige actieve
deelname, noch stellingname van bestuurszijde voorafgaand of naderhand. Men kan
dus tegenwoordig lid, resp. voorzitter van een zich zo noemend
initiatiefbestuur van de Algemene Anthroposofische Vereniging zijn en dadeloos toezien dat er in eigen
huis vergaande concessies aan de tegenstanders worden gemaakt die de
geesteswetenschappelijke zaak schaden toevoegen, omdat ze op generlei waarheid
berusten. Dit feit behoort ook tot de
algehele gang van zaken en kan in verschillende richtingen tot denken aanzetten.“
Na een overzicht over de halfslachtige, met gemengde
gevoelens geschreven verslaggeving in de Zwitserse pers en de serieus te
nemende aankondiging door een anthroposofie-vijandige politicus van de
samenstelling van een „onafhankelijke“, internationale „Bergier Commissie“ ter
toelichting van de „barbaarse niches“ in de anthroposofie van Rudolf Steiner,
gaat Thomas Meyer als volgt verder: „De verdere gevolgen van deze bijeenkomst
zijn niet moeilijk in te schatten: men zal onvermoeid doorgaan tot een soort
verklaring zal worden ondertekend namens de Algemene Anthroposofische
Vereniging waarin ten eerste wordt
'toegegeven' dat er in Rudolf Steiners geesteswetenschap bepaalde antisemitische
en racistische tendensen te vinden zijn, en ten tweede bevestigd wordt dat men
zich van zulke tendensen eens en voor altijd distantieert. Men zal eisen dat
het voorbeeld van Holland ook door Dornach voor de internationale
anthroposofische wereldvereniging zal worden overgenomen...“
Ik
doe tot slot een dringend beroep op alle (bestuurs)leden van de
Anthroposofische Vereniging in Nederland om met dit voorstel ter verdere
behandeling van het eindrapport een begin te maken om dit negatieve voorbeeld
van Holland ten opzichte van Rudolf Steiner en de anthroposofie in een positief
beeld te doen veranderen. De aanvankelijke goede bedoelingen van het bestuur en
de Commissie worden daarmee niet ter discussie gesteld, wel de ten dele
rampzalige werkingen zowel hier te lande als in het buitenland op de publieke
opinie.
Mocht deze motie nu reeds worden aangenomen, dan bepaalt de
Ledenvergadering verder dat er een gezamenlijk persbericht in het Nederlands,
Duits en Engels dienaangaande dient uit te gaan, dat door het bestuur, resp. de
voorlichter en de motie-indiener word geschreven en ondertekend.
Verzoek
aan de leiding, resp. vertegenwoordiging van de Nederlandse
afdeling
van het Goetheanum, Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap
Het
bestuur in zijn functie als vertegenwoordiging van het Goetheanum, Vrije
Hogeschool voor Geesteswetenschap in Nederland wordt verzocht om, in overleg
met het bestuur aan het Goetheanum in Dornach en andere eventueel
belangstellende of betrokkene landelijke afdelingen van de Vrije Hogeschool
alsook het Willehalm Instituut, individuele Hogeschoolleden waar ook ter wereld
en uiteraard de Commissie zelf, zich tot taak te stellen het eindrapport op de
drie bovengenoemde vragen en punten kritisch te onderzoeken en binnen een jaar
een verslag van de bereikte conclusies uit te brengen.
Mocht ook
dit verzoek worden ingewilligd, dan strekt ook de bovengenoemde
voorlichtingswijze ter aanbeveling. Mocht het verzoek echter worden afgewezen,
dan zal het Willehalm Instituut voor anthroposofie, in samenwerking met
geestverwanten en met de nodige ondersteuning door vrienden en donateuren, de
taak om het eindrapport te voltooien op zich nemen en trachten uit te voeren.
Ik
sta niet alleen in mijn opvatting dat er voldoende gegronde, ja zwaarwegende
redenen zijn, zoals in Dornach moge zijn
duidelijk geworden, om de ledenvergadering als hoogste orgaan van de
Vereniging over dit noodlottige eindrapport te laten meespreken en
uiteindelijk, na inzichtelijke verdieping, op z'n laatst in 2001 ook te
oordelen. Er staat veel op het spel. Leden die menen niet te kunnen of willen
oordelen over deze materie kunnen zich altijd onthouden van de stemming.
Daarbij ga ik uit van de bepaling van de concept statuten van 1997 dat een
besluit hieromtrent genomen wordt met meerderheid van stemmen. "Als
zodanig worden uitsluitend beschouwd geldig uitgebrachte vóór- en tegenstemmen."
Onthoudingen kunnen derhalve wel meegeteld worden, gelden echter niet als een
uitgebrachte stem. Dat ligt immers ook ten grondslag aan de motivering om zich
te onthouden van de stemming.
* * *
Het Willehalm Instituut voor anthroposofie als
graalonderzoek, koninklijke kunst en sociale organica werd in 1985 te Arlesheim/Dornach
bij Bazel, Zwitserland onder de naam Eremos Instituut für Gralsforschung door
Robert Jan Kelder opgericht en verhuisde in 1986 naar Amsterdam. Sindsdien
ontleent het Instituut zijn naam aan de hoofdfiguur van Wolfram von Eschenbachs
heldendicht Willehalm over de
Frankische Willem van Oranje, paladijn van Karel de Grote en stichter van het
vorstendom Oranje in Zuid-Frankrijk. Deze hier te lande nauwelijks bekende
eerste Willem van Oranje werd in de 12e eeuw tot schutspatroon van de ridders
verklaard. Bovendien zou hij, volgens
de bevindingen van de Zwitserse anthroposoof en graalvorser Werner Greub, de
legendarische Meester Kyot de Provence zijn geweest, de zegsman van Wolfram
voor diens graalgedicht Parzival.
Hoofdopgave van het Willehalm Instituut is het alom bevorderen en beschermen
van het werk van Rudolf Steiner
(1861-1925), grondlegger van de wetenschap van de graal, de anthroposofie, en
dat van zijn leerlingen, waaronder Herbert Witzenmann (1905-1988) en Werner
Greub (1906-1997). Het Instituut is een vrij initiatief en is als zodanig afhankelijk
van de (financiële) steun die het door zijn werk weet te genereren. In wat volgt wordt een deeloverzicht van dit
werk gegeven. Belangstellenden worden vriendelijk verzocht contact met het
Instituut op te nemen.
1988 - HET GROTE WONDER VAN PARZIVAL EN DE STER VAN
MUNSALVAESCHE - Inleiding tot het graalonderzoek van Werner Greub van R. J.
Kelder, samenvatting die Werner Greub geeft van zijn meesterwerk Wolfram von Eschenbach und die Wirklichkeit
des Grals (Dornach 1974) alsmede een eerste vertaling van de proloog tot
Wolframs heldendicht Willehalm zijn
verschenen in het tijdschrift GRAALSCHRIFT (Nr. 8, Leiden 1988, uitverkocht;
facsimile, A-3, 32 blz. ƒ15,-).
1989 - WILLEHALM
EN PARZIVAL PROJECT - Presentatie door R.J. Kelder en recitatie door Willem
Brugman in het theater “DE STEEG” op 20/21 en 27/28 januari te Leeuwarden van
o.m. Wolfram’s proloog tot de Willehalm
en van de voltooiing (het 10e
hoofdstuk) van dit als fragment overgeleverd heldendicht die Werner Greub in
zijn bovengenoemd werk over Wolfram heeft geschreven.
HET PARZIVALMYSTERIE - Wolfram
von Eschenbach, Oranje en de Graal - Voordracht met diapresentatie op 11
april in de ridderzaal van het Muiderslot te Muiden, voorafgegaan door het
voordragen van eigen liederen.
1990 - DE PRINCIPES
VAN DE ALGEMENE ANTHROPOSOFISCHE VERENIGING ALS LEVENSGRONDSLAG EN SCHOLINGSWEG
en CRISIS EN ALTERNATIEF - Zingevend recht en rechtsvormende zingeving in de
sociale organica van Rudolf Steiner. Deze verhandelingen van Herbert
Witzenmann werden als studiemateriaal uitgegeven voor de
Michaëlswerkconferentie Anthroposofie en de kunst van de sociale vernieuwing
in
Den Bosch. Het vermenselijken van kennis-, leef- en werkgemeenschappen
op de grondslag van deze sociaal-organische vormingsprincipes is de nieuwe
koninklijke kunst in de hedendaagse vorm van de driegeleding van het sociale
organisme. De in 1998 uitgebrachte complete Nederlandstalige uitgave behelst
een vertaling van de ‘principes’ van de Anthroposofische Vereniging en de Grondsteenspreuk van Rudolf Steiner.
Om te bestellen zie verder onder 1998.Onlangs ook (ten dele) vertaald in het
Engels. (A-5, 36 blz. ƒ12,-).
1991 – SCHOUWPLAATS - Het eerste en tot dusver
enige jaarnummer van het orgaan van het Willehalm Instituut. Uit de inhoud: Van Eremos in Arlesheim tot Willehalm in
Amsterdam en Over het nieuwe werken op aarde door Rudolf Steiner - Inleiding tot "De
oergedachte" van Herbert Witzenmann, alsmede berichten en
nieuws van het anthroposofische front in binnen- en buitenland (ISSN 0926-258X,
72 blz. ƒ9.90).
WILLEHALM/KYOT - Der Gewährsmann Wolframs von Eschenbach - In dit manuscript van Werner Greub
wordt de stelling verdedigd dat Willehalm (Willem van Oranje) als Meester Kyot
de Provence de bron is voor Wolframs graalgedicht Parzival. In dit vervolg op
zijn Wolfram von Eschenbach und die
Wirklichkeit des Grals ontwikkelt Greub op grond van de aanwijzingen in de
Parzival een architectonische beschrijving van de Graalburg in de Arlesheimer
Ermitage, een oeroude Keltische mysterieplaats en volgens Rudolf Steiner het
graallandschap Terre de Munsalvaesche waarin
ooit op een oude Romeinse groeve de graalburcht met onderaardse tempel zou hebben gestaan. (ISBN 90-7393201-7, A-4, 94 blz. ƒ25.-).
1992 - Mededelingen van het Willehalm
Instituut Nr.1 - Nieuwsbrief van 28
mei, de sterfdag van Sint Willehalm, met een bijlage over een motie aan de
ledenvergadering van de Anthroposofische Vereniging in Driebergen (A-4, 8 blz.
ƒ2,50).
1993 - DE OERGEDACHTE - Rudolf Steiners
beschavingsprincipe en de opgave van de Anthroposofische Vereniging. Dit
geestelijk testament van Herbert Witzenmann werd op 13 mei in de zaal van de
Iona Stichting te Amsterdam gepresenteerd en behelst een voor- en nawoord van
de vertaler, een autobiografische schets van de auteur met noten en een
overzicht over zijn omvangrijke literaire nalatenschap (Duits-Nederlandse
werkvertaling A-4, 100 blz. ƒ25,-).
DE DEUGDEN - Deze door Herbert Witzenmann
meesterlijk uitgelegde 12 maandmeditaties over het spiraalverloop van het jaar
zijn gebaseerd op aanwijzingen van H.P. Blavatsky en Rudolf Steiner en vormen
de grondslag van een nieuwe hoffelijkheid (Duits-Nederlandse werkvertaling,
A-4, 36 blz. ƒ15,-).
1994 - BESCHAVING EN BESCHERMING - De vragen van de
moderne beschaving en de antwoorden van de 'principes' van de Algemene
Anthroposofische Vereniging. Studiemateriaal voor een bezinningsbijeenkomst
op 4, 5 en 6 januari in de Iona Stichting te Amsterdam naar aanleiding van het
zeventig jarige bestaan van de Kerstconferentie 1923 in Dornach ter
heroprichting van de Anthroposofische Vereniging door Rudolf Steiner en de
zijnen. Drie opstellen van Herbert Witzenmann waarin duidelijk wordt dat deze
oorspronkelijk statuten genoemde 'principes' een "sociaal vormgevend
oerbeeld belichamen voor elke leef- en werkgemeenschap die op het
bewustzijnsniveau van onze tijd staat" (Duits-Nederlandse werkvertaling
A-4, 40 blz. ƒ20,-).
DE RECHTVAARDIGE PRIJS - Inleiding op de cursus Wereldeconomie van Rudolf
Steiner als de nieuwe vorm van de driegeleding van het sociale organisme. Drie voordrachten van Herbert
Witzenmann gehouden in 1974 en gepubliceerd in 1993 onder de titel Der gerechte Preis - Eine Grundfrage des
sozialen Lebens (ISBN 3-85704-225-7). Deze Duits-Nederlandse werkvertaling
werd in de zaal van de Iona Stichting te Amsterdam op 16 maart gepresenteerd
als een aanzet tot anthroposofisch economiedebat en wacht vurig op een vervolg.
(A-4, 36
blz. ƒ15,-)
REIS NAAR ORANJE - In de voetsporen van Wolfram von Eschenbachs Willehalm
en Parzival. Dialezing
gebaseerd op het graalonderzoek van Werner Greub en gehouden op 28 mei, de
sterfdag van Sint Willehalm, in de Vrije Hogeschool in Driebergen als
voorbereiding voor een mogelijke studiereis en documentaire van Maastricht en
Keulen langs de Rijn (alle drie in de Parzival genoemd)
naar Münchenstein, Arlesheim/Dornach (het centrale historische
graallandschap) en vervolgens via de Rhônevallei (o.a. Besançon, Grenoble) naar
Orange en Montpellier. Deze reis met eindbestemming St. Guilhelm-le-désert in
Zuid-Frankrijk, waar Willehalm de christelijke academie Gellone heeft gesticht
en waar hij (in het jaar 812 of 813, maar volgens Greub zo’n veertig jaar
later) ook gestorven en begraven is, kan plaatsvinden zodra voldoende
belangstellenden zich bij het Instituut
melden.
1995 - VORMGEVEN OF BEHEREN / Rudolf Steiners
sociale organica - een nieuw beschavingsprincipe. Deze sociaal-esthetische
studie nr. 2 van Herbert Witzenmann werd op 30 maart 1995 in het Ita Wegmanhuis
te Amsterdam gepresenteerd in memoriam Rudolf Steiner († 30 maart 1925). Deze werkvertaling ontwikkelt een
toekomstscenario over hoe de mensheid, ten aanzien van een mogelijke
atoomoorlog, het derde millennium kan halen door het verwezenlijken van de
sociaal-organische impuls van de anthroposofie. Nieuw is o.m. de inleiding
“Oproep ter verwezenlijking van de sociale organica (I)” ter gelegenheid van
een op 8 april in het Goetheanumgebouw gepresenteerde, door de Algemene
Ledenvergadering aldaar afgewezen, motie ter herstelling van het spirituele
initiatiefrecht der leden van de Allgemeine Anthroposophische Gesellschaft. ( A-4, 64 blz., ƒ20,-)
1996 - SCHAUPLATZ GOETHEANUM - Speciale
Duitstalige uitgave in voorbereiding i.v.m. twee mislukte moties, resp.
verzoeken aan de ledenvergadering van 23/24 maart 1996 in Dornach. Deze 3e
uitgave documenteert de vijf overige moties en verzoeken die sinds 1984 in
Dornach zijn ingediend, en behelst verder een bericht van Christiaan Eremos
over de ledenvergadering 1996 in Dornach
en een beschouwing waaruit moet blijken dat deze bijeenkomst kan worden gezien
als een algemene verklaring van morele bankroet (A-5,± 42 blz. ƒ12.50).
INZAKE EEN ALGEHELE REVISIE VAN DE STATUTEN - Enkele
eerste reacties op het concept d.d.1.2.1996 ter wijziging van statuten en
huishoudelijk reglement van de Anthroposofische Vereniging in Nederland.
Actuele verhandeling van 9 februari die op 21 november aangevuld werd met een
reactie naar aanleiding van een aangepast statutenconcept dat op de
statutenbijeenkomst op 23 november in Driebergen besproken werd. Samen met een
overzicht van de doelstelling en publicaties van het Willehalm Instituut, 12
A-4 blz. te verkrijgen voor ƒ5,-
WILLEHALM INSTITUUT NIEUWS (WIN)- Sinds 9 april
verschijnen onregelmatig nummers van deze nieuwsbrief (ISSN 1385-3619). Nr. 5
van 25 mei was een speciale editie naar aanleiding van de Jaarvergadering van
de Anthroposofische Vereniging in Driebergen. Het bevat een open brief aan
bestuur en leden van de AViN, de door Kelder en Van der Tak ingediende motie
“Tekst en uitleg” en de motivatie daarvoor, een brief aan de nieuwe voorzitter
R. Dunselman en het voorstel aan anthroposofische uitgevers voor een
Boekenweekgeschenk 1997 met de titel “Mijn God, de Heilige Graal en het Huis
van Oranje”. Nr. 4 van 17 mei kwam met o.m. een zelfkritische evaluatie van de
grote extra ledenvergadering op 30 maart “De Spirituele Unie van Utrecht vond
niet plaats”. Te samen met het door het Instituut op 28 mei uitgeven en door
het ANP landelijk verspreide persbericht en commentaar “De Anthroposofische
Vereniging in Nederland heeft geen afstand genomen van een vermeende rassenleer
bij Rudolf Steiner“ zijn de inmiddels 14 WINST nieuwsbrieven verkrijgbaar voor
ƒ15,-.
HIER DIE GRAAL! - De
duizendjarige zoektocht naar de heilige graal begint eindelijk vruchten af te
werpen. De sporen leiden regelrecht naar het Oranjehuis. Behoort de ‘bekroning
van alle aardse wensen’ tot ons nationaal cultuurbezit? Van R. Zwaaps omslagartikel in
de Groene Amsterdammer van 4 september, waarin aandacht wordt besteed aan het
werk van W. Greub en het Willehalm Instituut, is een fotokopie (4 A-3 blz.)
verkrijgbaar voor ƒ3,-.
1997- HET RECHT OP INDIVIDUALITEIT - Wereldpolitieke
vooruitzichten - Werkvertaling
van Herbert Witzenmann’s essay Das Recht
auf Individualität. De bedoeling
was om dit werk in juni 1997 in het kader van het Verdrag van Amsterdam te
presenteren. De laatste versie van deze werkvertaling behelst in het aanhangsel
een verzoek aan het bestuur van de Anthroposofische Vereniging om steun en de
negatieve reactie daarop. (A-4, 20 blz. ƒ12,-)
1998 – GEEN SPRAKE VAN…/ Kritiek en commentaar op
het interim-rapport van de commissie Antroposofie en het vraagsruk van de
rassen – Uitgave in eigen beheer door de schrijvers W.F. Veltman, M.
Meeussen, W. Heyder en R.J. Kelder. (A-5, 40 blz. ƒ10,-)
EEN WEG NAAR HET GEESTELIJKE GOETHEANUM – Presentatie van Duits-Nederlandse werkvertalingen
van twee verhandelingen van Herbert Witzenmann over het Vrije Hogeschoolwezen
in Amsterdam, Den Haag en Zeist (Kring voor Anthroposofie) in het geschrift
over DE PRINCIPES VAN DE ANTHROPOSOFISCHE
VERENIGING dat in 1990 in Den Bosch werd gepresenteerd. Daarmee is deze
Sociaal-esthetische studie nr. 3 nu volledig vertaald. ( A-4, 100 blz. ƒ25,-)
1999 – WOLFRAM’S GRAIL ASTRONOMY – Studie
materiaal uit de hoofdstukken uit Werner Greub’s complete werk over astronomie
in de Parzival, over the twee Jezus knapen en over Zarathustra en de Drie
Koningen. Vertaald in het Engels door R. J. Kelder and uitgegeven door Star
Cross Press, Box 1029, Sheffield, MA 01257, USA voor een conferentie in
Boulder, CO (USA) over the Graal en het nieuw millennium van 13 tot 20 juni waar
Nicolaas de Jong, Patrick Steensma en ook de vertaler aanwezig waren. Een
complete werkvertaling (in het Engels) van een eerste versie van Greub’s (nooit
publiekelijk in het Duits) verschenen derde werk From Grail Christianity to Rudolf Steiner’s Anthroposophy is af en
kan besteld worden voor ¦30,-. In de
VS werd tevens een werkvertaling van Herbert Witzenmann’s The Just Price – World Economy as Social Organics uitgegeven en
gepresenteerd aan een bijeenkomst van de Sectie voor Sociale Wetenschappen van
het Goetheanum in America. Kan besteld worden (¦15,-).
GYPSY SCHOLAR/ OLD ENGLISH GARDEN – CD van vier songs geschreven,
gespeeld en gezongen door Robert Jan Kelder en opgenomen in NewYork City in the
hete zomer van 1999. CD en boekje met tekst over de Oude Engelse Tuin
(Arlesheim Hermitage) en de songteksten
is verkrijgbaar voor ¦20,-.
Verder in voorbereiding: DE ONVOORINGENOMENHEID VAN DE
ANTHROPOSOFIE – Een inleiding op de geesteswetenschap van Rudolf Steiner/
Kenniswetenschap als ontologie van Herbert Witzenmann.
Plus: Engelse vertaling van
Werner Greub’s eerste boek Wolfram von Eschenbach en de werkelijkheid van de
Graal. Nieuwe editie van Munsalvaesche
in America door R. J. Kelder etc. etc.
Bovengenoemde
publicaties kunnen besteld worden door
het betreffende bedrag over te maken op
girorek.
5305422 van het Willehalm Instituut,
Platanenweg 20 , 1091 KS Amsterdam. Tel. 020-6944572; e-mail:
willehalm@wxs.nl
[1]
Deze Win-14 is te
bestellen door ƒ 5,- over te maken op de onderstaande girorekening van het
Willehalm Instituut.
[2]
Zie Het grote
wonder van Parzival en de Ster van Munsalvaesche – Een inleiding op het
graalonderzoek van Werner Greub door R.J. Kelder in het tijdschrift Graalschrift,
(nr. 8 Leiden 1988) gebaseerd op het nog in het Nederlands te vertalen
meesterwerk Wolfram von Eschenbach und die Wirklichkeit des Grals.
[3]
Zie Herbert
Witzenmann, De rechtvaardige prijs – Inleiding op de nieuwe vorm van de
driegeleding van het sociale organisme, werkvertaling Willehalm Instituut,
Amsterdam 1994
[4]
Zie de door Rudolf
Steiner rond 1905 voor het eerst geformuleerde sociale, dynamische hoofdwet,
die later in zijn sociale werken zoals de Kernpunten van het sociale
vraagstuk en zijn cursus Wereldeconomie telkens weer aangehaald
wordt, en die in de heroprichting van de Anthroposofische Vereniging
geïndividualiseerd werd, doordat hij zijn werk in feite ter beschikking stelde
aan de Vereniging en de Vrije Hogeschool in de hoop dat deze zich volgens de
tijdens de Kerstbijeenkomst aangenomen statuten, met name de
beschermingsparagraaf 8 met de aantekening van de Hogeschool, zouden inzetten
voor dit werk.
[5]
Zie Herbert
Witzenmann, Het recht op individualiteit – Wereldpolitieke vooruitzichten,
Werkvertaling Willehalm Instituut Amsterdam, 1997.
[6]
Voor de sociale
organica op verenigingsniveau zie o.m. de Winst werkvertalingen De
'principes' van de Anthroposofische Vereniging en Vormgeven of beheren
van Herbert Witzenmann.
[7]
Deze tekst is een
licht bewerkte versie van de motivatie zoals gepubliceerd in Win-14.
[8]
Het gaat hier om een
tendentieus artikel Die Ordnung der Machverhältnisse an der Weihnachtstagung
1923 van de voormalige Goetheanum redacteur Martin Barkhoff in Was in
der Anthroposophishen Gesellschaft vorgeht nr. 15 van 9 april 2000, een
zich op Rudolf Steiner baserend artikel dat echter rechtstreeks indruist tegen
wat hier ontwikkeld wordt en m.i. dan ook de intenties van Rudolf Steiner
volledig miskend. Barkoff kent namelijk de algemene ledenvergadering überhaupt
geen besluitvaardigheid toe, maar als het hem uitkomt kennelijk wel. Dit
gebeurde namelijk op de ledenvergadering in 1995 tijdens de zgn. Goetheanum
crisis toen hij in de grote zaal
opstond en Manfred Schmidt-Brabant en Paul Mackay ervan beschuldigde op
10 punten de onwaarheid te hebben gesproken en tevergeefs eiste dat er een waarheidscommissie
werd gevormd om deze beschuldigingen te onderzoeken. Bovendien maakt Barkoff domweg een fout in zijn interpretatie van
de gebeurtenissen van 8 februari 1925 om zijn gelijk te halen door te beweren
dat “de zgn. Weihnachtstagungsvereniging” een onderafdeling zou zijn geworden
van de ombenoemde Goetheanum Bouwvereniging, terwijl dit alleen van de administratie
van de Kerstbijeenkomstvereniging gezegd kan worden.
[9]
Er is een hardnekkig
en telkens weer opduikend misverstand dat de leden van een spirituele
vereniging, zoals de onze wil zijn, of zelfs de ledenvergadering als zodanig
niet zouden mogen of kunnen stemmen over dingen die hen niet aangaan of die ze
niet begrijpen. Het meestal gebruikte argument daarvoor is dat men toch ook
niet over de waarheid kan stemmen of bij voorbeeld twee plus twee vier is. Dit
klinkt overtuigend, maar niets is minder waar. Want, zoals hier aangeduid, men
stemt niet over de waarheid, maar over de vraag of de ledenvergadering wel of
niet de verantwoording voor de zaak ter discussie op zich wil nemen. Hier gaat
het er, juist in een spirituele vereniging, om zichtbaar te maken wat anders
in
het verborgene, bewust of onbewust sowieso gebeurt op het innerlijke
zielsniveau van de leden. Immers, wanneer het jaarbericht van het bestuur door
de ledenvergadering bewust of onbewust aangenomen wordt, wanneer er decharge
wordt verleend en het bestuur dus ontlast wordt, dan geeft de ledenvergadering
te kennen dat ze namens de Vereniging haar toestemming geeft over de afgelopen
gang van zaken. Iets in stemming brengen maakt dit zielsproces alleen openbaar.
Indien er nu individuele leden zijn, die menen niet over iets te kunnen of
willen stemmen, dan kunnen ze zich onthouden; hun stem telt dan niet mee. Maar
wat ze niet kunnen is aan de anderen, die menen wel te kunnen of moeten
stemmen, dicteren dat er überhaupt niet gestemd mag worden. Een ander argument
tegen het stemmen is dat de uitkomst dwingend voor het bestuur is. Dit is ook
niet waar, want het bestuur heeft in dit geval twee keuzes: het kan het besluit
naast zich neer leggen, wat dan de vertrouwenskwestie kan oproepen, of het kan
terugtreden. Het is in geen geval gedwongen iets uit te voeren wat het niet wil
of kan.
[10]
In een door hem
geleide zgn. Jeugd Conferentie Der Mensch als Bote seines Schicksals (De
Mens als boodschapper van zijn lot) in 1975 te Gsteig, Zwitserland heeft
Herbert Witzenmann in 8 nog niet gepubliceerde brieven ontwikkeld dat de door
Rudolf Steiner aangegeven 12 kosmisch/menselijke wereldbeelden van het
idealisme tot het psychisme in Rudolf Steiner's mysteriedrama's belichaamd
worden door 12 concrete mensen, als quasi interactieve spelers op het
wereldpodium. Zie ook zijn essay 4 ´ 12 und 3 ´ 7. Anschauende Urteilskraft und sinnlich-sittliches Innesein in zijn boek Goethe's universalästhetischer Impuls – Die Vereiniging
der platonischen und aristotelischen Geistesströmung (Dornach 1987).
[11]
Zie Herbert
Witzenmann, Het recht op individualiteit – Wereldpolitieke vooruitzichten,
werkvertaling Willehalm Instituut, Amsterdam 1997.
[12]
Het gaat hier vooral
om het citaat nr. 15 uit categorie 1 der 16 zgn. verkeerde citaten, die door
de
Commissie niet in het Nederlands vertaald zijn. Dankzij René Zwaap's artikel Het
bewijs is geleverd: Rudolf Steiner deugde niet in de Groene Amsterdam van
19 april 2000, dat uit niets anders bestaat dan de 16 citaten met het
commentaar van de Commissie, zijn ze dus nu wel in het Nederlands vertaald.
Schrijver dezes heeft nog getracht in een bijna half uur durende telefoon
discussie René Zwaap in te lichten over de ware toedracht van het eindrapport,
wat dus niet gelukt is, in ieder geval is er in zijn artikel niets van te
merken. Het betreffende citaat uit het Deutsche Wochenschrift, april
1888 luidt: Het Jodendom heeft zichzelf al lang overleefd, heeft geen
rechtvaardiging binnen het moderne leven der volkeren, en dat het vooralsnog
behouden is gebleven, is een fout van de wereldgeschiedenis, waarvan de
gevolgen niet konden (niet kunnen zoals vertaald in De Groene)
uitblijven." De Commissie acht deze formulering, "indien zij heden
alsnog door iemand zou worden gebruikt, ernstig discriminerend jegens
joden". Net als bij het citaat over de mulattenachtige kinderen stelt de
uit blanke Christelijke mannen en een vrouw bestaande Commissie zich ongevraagd
op als woordvoerders van zgn. minderheden, die bij mijn weten zelf nooit in
grote getallen zich hierover druk gemaakt hebben. Integendeel, zoals ik in
aanhangsel op mijn stuk Geestelijke capitulatie? in Geen sprake van…
heb aangetoond, schreef een Surinaamse vrouw in het NRC Handelsblad dat zij de
extreme ontvankelijkheid van zwangere vrouwen voor schokkende indrukken van
buitenaf, die dan tot in het lichamelijke van het kind doorwerken, nota bene
kent uit haar eigen cultuur. Het zijn eigenlijk
de anrthroposofen die in behoorlijke grote getallen zich gekwetsts voelen door
zowel de aantijgingen tegen Rudolf Steiner en de anthroposofie alsmede door de
op de rapporten van de Commissie gebaseerde krantenkoppen en foute openbare
mening. Een juiste interpretatie van
het bewuste, zgn. niet-deugende citaat over het Jodendom, dat natuurlijk als
zodanig door valse tongen misbruikt kan worden, is overigens te vinden bij Thomas Meyer in zijn artikel Signatur
einer Gegnerschaft – Enige Bemerkungen zur "Rassismus"-Kampagne gegen
R. Steiner und sein Werk in Der Europäer van maart 2000.
[13]
Hier komen vooral
zijn sociaal-esthetische studies De 'principes' van de Anthroposofische
Vereniging als levensgrondslag en scholingsweg, Vormgeven en beheren / Rudolf
Steiner's sociale organica – Een nieuw beschavingsprincipe en De
oergedachte – Rudolf Steiner beschavingsprincipe en de opgave van de
Anthroposofische Vereniging in aanmerking alsmede Beschaving en
bescherming, die alle als werkvertalingen van het Willehalm Instituut
beschikbaar zijn.
[14]
Hetzelfde wordt hier
met andere worden gezegd door Thomas Meyer in zijn uitstekend artikel Emersons
erste Lektion - Einige
persönlich-unpersönlichen Bemerkungen zur Rassismus-Debatte in het
Meinummer van Der Europäer. Hier een paar zinnen: "Men hield het,
gelet op de massieve aantijgingen van buiten, niet voldoende om Steiner's
geesteswetenschappelijke uitspraken over rassen, volkeren, het Jodendom etc.
aan het forum van individuele vernuft over te laten, dat uit de historische
context de zin van deze passages te doorgronden heeft. Men vondt het juist om
zulke uitspraken door een commissie van juristen te laten beoordelen. Daardoor
werd het hele debat op een podium gedrongen waar geheel andere criteria als die
van kennis en inzicht moeten heersen. Men heeft daardoor ervoor gezorgd –
volkomen in tegenstelling tot alle pogingen ten behoeve van een functionele
driegeleding van het sociale organisme – dat de gezichtspunten van een vrij geestesleven sterker verstrengeld raken met die van het
rechtsleven. Men zet op de plaats van de vraag naar de waarheid en juistheid
van de uitspraken – die door het denken te beslissen is – de vraag van naar hun
rechtmatigheid…In zover hebben de met veel moeite uitgebrachte
juristenberichten niets anders bewerkstelligd dan dat al degenen die altijd al
graag een uiteenzetting met de geesteswetenschap wilden vermeiden, nu ook nog
een "anthroposofisch geaccrediteerd" alibi gekregen hebben. Wie nu aangezien deze "nieuwigheid" uit
Nederland feest viert, viert een Pyrrhus overwinning." Ook in die trant
argumenteer de jurist Stephan Geuljans, een lid van de onafhankelijke
onderzoeksgroep die Geen sprake van... uitgaf, in een artikel Kritiek
op Steiners criticasters én op rapport zelf van Arjen Nijeboer in het 5 mei
nummer van het tijdschrift Jonas: “Als je als conclusie Steiner-citaten
aan het strafrecht toetst, is het logisch dat kranten met zulke koppen komen.
Door het strafrecht erbij te halen, geeft de commissie een moderne politieke
lading aan van oorsprong filosofische uitspraken van Rudolf Steiner. Door die
politieke context worden ze pas discriminerend. De commissie schept zelf de
discriminerende context.” Het probleem is alleen dat deze politieke context
door de toepassing van het strafrecht door de Commissie nu eenmaal in de wereld
is gezet en niet zomaar teruggedraaid kan worden, veeleer dient, zoals dit “In
hoger beroep” ontwikkeld wordt, de juridische benadering consequent doordacht
en doorgevoerd worden tot aan de schepping van het nieuwe mysterierecht binnen
het Nederlandse recht toe.
[15]
Anfortas, de zieke
visserkoning uit Wolfram von Eschenbach’s graalverhaal Parzival, raakte
aan zijn geslachtsorganen gewond en daardoor verlamd doordat hij, in tegenstelling tot de te veel in
zichzelf gekeerde Parival, zich te veel overgaf aan de lusten en verleidingen
van de buitenwereld; hij had zich als het ware buitensporig
vermaatschappelijkt. Daardoor stelde hij zich kwetsbaar op voor de graal
tegenstanders uit het Klingsor kamp, die hem met een giftige speer verwondden.
Terwijl Parzival onder de ster van Munsalvaesche tegen het
erfelijkheidsprincipe, tegen de bloedlijn in op eigen initiatief graalkoning
wordt door nota bene de Heilige Drie-eenheid de vervulling van zijn wensen af
te dwingen, een groot wonder aldus de stom verbaasde kluizenaar Trevrizent,
wordt uiteindelijk Anfortas op wonderbaarlijke wijze van zijn verlamming
verlost door degene die Lazarus deed herrijzen, nadat Parzival in naam van de
Heilige Drie-eenheid uit diep mededogen
hem de vraag stelt: "Oom, wat deert U?" In deze twee ware wonderen
ligt de sleutel besloten voor de genezing van de zieke, mede door toedoen van
de buitenwereld verlamde Anthroposofische Vereniging.
[16]
Dit vervangt de
vorige in Win-14 gepubliceerde verklaring van H.J. Bader die, zoals ik nu
ervaren heb, niet echt voor de
openbaarheid bedoelt was, daar hij volgens Bader gauw een verkeerde indruk kon
geven. Het Willehalm Instituut Nieuws is echter geen openbare nieuwsbrief zoals bovenop de voorpagina
staat: Voor leden van de Anthroposofische Vereniging en allen die met haar lot
medeleven. Het wordt ook niet in het openbaar verkocht.